| |
| |
| |
Achttiende hoofdostuk.
Een Vliegende Zeeboot.
Intusschen opende de nachtwaker de deur, die door de jongens in het slot geworpen was en niet van binnen geopend kon worden. Hij liet het licht van zijn electrischen lantaarn naar binnen schijnen en ontdekte een donkere gedaante in een zittende houding naast een kist. Onmiddellijk richtte hij het licht daarheen en herkende den jongen Hollander, wiens vriend zoo radeloos naar hem te zoeken liep.
In een paar stappen was hij bij hem en kon een kreet van verbazing niet onderdrukken.
‘Hola!’ riep hij uit, ‘wat zullen we nu hebben?’
Bram kwam op dit geroep aanloopen en zag nu ook zijn vriend Fred.
‘Fred! Wat is er gebeurd?’
Maar Fred antwoordde niet en geen wonder ook. Men had hem een prop in den mond gestopt en een doek om het hoofd gebonden. Bovendien was hij aan handen en voeten gebonden, zoodat hij geen vin verroeren kon.
De waker en Bram haastten zich, Fred van zijn banden te bevrijden. Het duurde eenige oogenblikken, voor de jongen zijn spraakver- | |
| |
mogen terugkreeg, maar toen kwam alles er achter elkander uit.
‘Toen je om den waker ging,’ vertelde Fred, ‘werd ik opeens van achteren aangevallen. Het was dezelfde kerel, dien wij hadden ingesloten. Hoe dat mogelijk was? O, het magazijn heeft een achterdeur en daar hadden we heelemaal niet aan gedacht. Je ziet dus, hoe eenvoudig het voor hem was, om het gebouw heen te loopen en mij in den rug aan te vallen. In een oogenblik had hij mij gebonden en een prop in den mond gestopt. Ik ben bang, dat we nu te laat zijn. Heeft hij het model meegenomen?’
‘Welk model?’ vroeg Bram.
‘Het model van Mr. Spears' motor. Dat was het ding, dat hij naar buiten droeg en op den grond neerzette.’
| |
| |
‘Alle duivels,’ zei Bram. ‘Heeft hij dat gestolen?’
‘Ja,’ zei Fred. ‘Je zult Mr. Spears eens hooren, als hij het verneemt. Dat model is zijn eigen uitvinding en het was juist een kleine copie van de motoren, die hij in zijn plane's bouwt.’
Mr. Spears was ten zeerste verontwaardigd, toen hij den volgenden morgen hoorde, wat er gebeurd was. Hij prees zijn Hollandsche monteurs voor hun doortastendheid en moed en liet in het volgende oogenblik zijn chef, Mr. George Black, ontbieden.
Mr. Black, die tot op dat oogenblik nog niets van het gebeurde had gehoord, luisterde met klimmende belangstelling naar het verhaal van zijn patroon.
‘En zoo,’ besloot de fabrikant, ‘hebben wij het aan onze jonge Hollandsche vrienden te danken, dat de diefstal nog bijtijds ontdekt is. We hebben tenminste nu eenig idee, op welke wijze het model verdwenen is.’
‘Welzoo,’ zei Mr. Black, ‘dus die nieuwe jonge monteurs waren in het midden van den nacht op de been?’
‘Ja, zij beweren, dat zij niet slapen konden van de hitte.’
‘Och kom, Mr. Spears, gelooft u dat werkelijk?’
‘Mr. Black, wat bedoelt u?’
‘Ik bedoel, dat ik er niets van geloof. Ik ben van meening, dat deze twee snaken zelf een hand in het spel hebben en uw model hebben gestolen met medewerking van een handlanger. We moeten nu zien uit te vinden, wie deze derde persoon is.’
‘Mr. Black, meent u inderdaad, dat deze jonge
| |
| |
Hollanders zelf het plan hebben gehad, het model te stelen?’
‘Beslist, dat is mijn opinie. Zij zijn altijd aan het experimenteeren met uw onderdeelen en werktuigen en het zou me niet verwonderen, als zij in verbinding stonden met een concurreerende maatschappij, en hen al uwe plannen en modellen verkochten.
Mr. Spears stond verplet.
‘Voor den duivel, daar kunt ge wel eens gelijk aan hebben, Mr. Black!’ riep hij uit. ‘En te denken, dat ik die jongens heelemaal op mijn kosten uit Holland heb laten komen, denkende, dat ze veelbelovende werktuigkundigen waren! Stommeling, die ik was!’
Mr. Spears liep in groote opgewondenheid heen en weer. Hij ging te keer als een tijger in zijn kooi en eindigde met Black op te dragen, beide Hollanders oogenblikkelijk bij hem te zenden.
Eenige oogenblikken later traden Fred en Bram het privé-kantoor binnen, niet vermoedende, wat hen boven het hoofd hing.
Mr. Spears keek hen een oogenblik onderzoekend aan, maar kon geen spoor van zenuwachtigheid of schuldbewustzijn op hun gelaat ontdekken.
‘Ik heb jullie laten terugroepen,’ sprak hij, ‘omdat het schijnt, dat ik mij in jullie vergist heb. Een uurtje geleden was ik je dankbaar, omdat je zoogenaamd den diefstal van mijn model ontdekt had. Maar nu zal ik je dankbaar zijn, als je mij vertellen wilt, waar jullie het hebt verstopt of aan wien je het hebt verkocht?’
‘Mister Spears!’ riep Fred uit, ‘denkt u wer- | |
| |
kelijk, dat wij... O maar, dit is verschrikkelijk! Wie heeft u dat ingefluisterd?’
‘Het doet er niet toe, wie het mij heeft ingefluisterd, maar ik ben tot de ontdekking van zekere dingen gekomen, die mij lang niet aanstaan en die mij bewijzen, dat ge het vertrouwen, dat ik in jullie gesteld heb, niet waardig zijt. En wat is het, dat ik hoor omtrent allerlei proefnemingen met mijn modellen en werktuigen? Voor wien zijt ge aan het werk? Zijt ge in dienst van een concurrent? Natuurlijk, dat is het. Ge verkoopt mijn plannen en uitvindingen aan een andere compagnie en...’
‘Houdt op!’ schreeuwde Bram, ‘dat zijn allemaal grove leugens, Mr. Spears! Wij hebben nog nooit van ons leven iets van u gestolen en onze experimenten zijn niet voor concurreerende zaken, maar voor u. De eenige reden, waarom we er tot nog toe niet met u over gesproken hebben, is, dat we er nog niet geheel en al mee gereed zijn. Maar nu noodzaakt u ons met het geheim voor den dag te komen. We hadden het gaarne nog wat stil gehouden en het u als een verrassing meegedeeld. Vooruit, Fred, vertel het hem nou!’
Met oogen vol verbazing had Mr. Spears Bram aangestaard, terwijl deze vol vuur en verontwaardiging de misdaad ontkende, en er scheen ook iets van bewondering in dien blik opgesloten te zijn.
Hij wendde de oogen nu naar Fred.
‘Wel, Mr. Spears,’ zei Fred op kalmen toon, ‘in de laatste weken is het mij gelukt een formule voor een nieuwen brandstof samen te stellen, die, gebruikt in een door mij verbeterde
| |
| |
motor, het aantal paardekrachten verdubbelt. We gingen juist vandaag voor het eerst een proefvlucht maken met het nieuwe toestel en hadden u dan willen uitnoodigen om het resultaat ervan bij te wonen.’
Mr. Spears, die alleen maar tijdelijk door de inblazingen van Mr. Black de jongens verkeerd beoordeeld had, veranderde opeens en voelde duidelijk, dat Fred de waarheid sprak.
‘Is dat waar?’ vroeg hij. ‘En wanneer heeft die proefneming plaats?’
‘Vanmiddag om twee uur, Mr. Spears. En dan zullen we u ervan overtuigen, dat onze uitvinding een geheele omwenteling teweeg zal brengen in de plane-industrie. Met vier of vijf van die motoren kunnen we een ontzaglijke drijfkracht verkrijgen, die ons in staat zal stellen, machines te bouwen van reusachtige afmetingen. Wij hebben teekeningen op onze kamers, die u een idee zullen geven van onze plannen.’
‘Voor den duivel, jullie bent kranige kerels, en ik moet je mijn verontschuldigingen aanbieden voor de wijze, waarop ik je voor een oogenblik beoordeeld heb... Maar het was de
| |
| |
schuld van... van... oh, wel, dat doet er niet toe...’
Bram en Fred verlieten het vertrek en wandelden terug naar hunne werkplaats.
‘Wie zou het hem ingeblazen hebben, denk je?’ vroeg Bram.
Fred glimlachte eens. Hij herinnerde zich heel goed zijn bezoek aan Mr. Black, en hoe verlangend die was om zijn plannen en modellen te koopen.
‘S-s-s-st,’ zei hij, ‘ik heb mijn vermoedens. Maar vóór ik wat zeg, moet ik eerst een beetje detective-werk doen. Kom, we hebben nog een en ander te doen, vóór we Mr. Spears een demonstratie kunnen geven. De rest komt later wel terecht.’
‘Het lijkt mij toe,’ mompelde Bram, ‘dat Mr. Black een buitengewone belangstelling in ons heeft. Wat zou hij in zijn schild voeren?’
Fred floot voor zich heen; hij had zoo zijn eigen gedachten.
De hoofdopzichter van het vliegterrein, een alleraardigste man die den naam Bancroft droeg, had eenigen tijd geleden aan Fred en Bram toestemming gegeven, hangar nummer 12 te gebruiken voor hunne experimenten.
Hierin gingen ze nu aan het werk en in een paar uurtjes hadden ze de machine gereed voor den eersten proefvlucht.
Mr. Spears was dien middag aanwezig met eenige vrienden. Hij was zeer benieuwd om te zien, wat de twee jonge Hollandsche monteurs
| |
| |
gingen demonstreeren, want hij had er niet het minste idee van.
Fred gaf een korte uitlegging, voor hij in den cockpit stapte.
‘We zullen demonstreeren,’ sprak hij, ‘dat het mogelijk is, om een veel grooteren luchtdruk onder de vleugels teweeg te brengen, dan tot dusver bereikt kon worden. Wij hebben dit resultaat verkregen door een nieuwe brandstof te gebruiken en een kleine wijziging in het verbrandingssysteem aan te brengen. Bovendien zullen we u laten zien, dat met deze vermeerderde kracht het mogelijk is, de machine onmiddellijk te doen stijgen, zonder eerst een zekere voortgaande snelheid verworven te hebben.’
Zonder meer te zeggen nam Fred plaats in den cockpit, zette het contact aan en terwijl de schroef met een donderend gesnor begon te draaien, groote stofwolken opzendend, liet Fred de remmen los. De plane reed niet meer dan een afstand van twintig voeten en schoot dan omhoog als een zwaluw.
De stijging was zoo ongewoon snel en perfect dat zelfs de meest bekwame aviateurs een uitroep van bewondering niet konden bedwingen. ‘Meesterlijk!... Prachtig!... Ongelooflijk!’
Fred cirkelde over het terrein en steeg hooger en hooger, dan weer schoot hij opeens naar beneden met stilstaanden motor, om dan plotseling weer, laag bij den grond, omhoog te schieten en krijgertje te spelen met de wolken. In tien minuten kwam hij weer naar beneden en landde in de nabijheid van de verrukte toeschouwers.
‘Ziezoo,’ zei hij eenvoudig, ‘ik geloof, dat ze werkt!’
| |
| |
‘Jongen!’ riep Mr. Spears in bewondering uit, ‘ik heb nog nooit zooiets bijgewoond! Het is bijna niet te gelooven!’
‘Met vijf van die motoren en de nieuwe brandstof kunnen we een machine bouwen, die zeer zware ladingen kan vervoeren,’ zei Fred. ‘Op mijn kamer heb ik teekeningen van een geheel origineele monster-machine, die twintig motoren heeft en tweehonderd passagiers kan vervoeren van hier naar Europa. Er zijn kajuiten in en slaaphutten, een billardkamer, badkamers, een salon en verder alles, wat ge maar aan boord van een zeeboot kunt vinden. Het zal echter een enorm kapitaal kosten, om die machine te bouwen volgens onze plannen.’
‘Twintig motoren en tweehonderd passagiers?’ vroeg Mr. Spears, met de eigenaardige kalmte van den Amerikaan. ‘Dus een vliegende zeeboot, hè? En wat noem jij een enorm kapitaal?’
‘Zoowat vijfhonderdduizend dollars,’ zei Fred.
‘Aangenomen, dat doen we. En we beginnen zoo spoedig mogelijk met de plannen. Kom vanavond mij aan huis bezoeken en we zullen de zaak verder bespreken.’
|
|