| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
Een vergadering van Owattepan, gevolgd door meer dwaasheid.
Piet Merkel, de stoere mid-voor van de voetbalclub, was aan de beurt om de maandelijksche vergadering van Owattepan aan zijn huis te hebben. Piet had een ruime, gezellige kamer en ze waren allemaal altijd blij, als er vergadering bij Piet was. Bovendien was Piet's moeder een alleraardigste gastvrouw, die het de jongelui zoo echt naar den zin kon maken.
Het was Maandagavond en Bram was erin geslaagd, zijn vriend Fred mee te krijgen. Dit was pas de eerste maal, dat Fred de vergadering bijwoonde, ofschoon hij meermalen bij Piet aan huis was geweest. Daar waren al de jongens en meisjes, die geregeld de voetbalmatches bijwoonden, Jan Spander en Kees Lintman, bijgenaamd de Mast. Suus Spander, Jan's tweelingzuster, was er ook en Cato Vergoed had haar viool meegebracht. Dat kwam net goed uit, want Piet had een ouwe piano op zijn kamer, waar Jo Lintman, de zuster van de Mast, aardig mee overweg kon. Ans van Wijk was een warm bewonderaarster van Fred Bakker, terwijl Wilhel- | |
| |
mina Merkel, Piet's zuster, dikwijls in Bram's gezelschap te vinden was.
Jan Spander sleepte altijd zijn saxophoon mee naar de vergaderingen, zoodat het aan muzikaal lawaai niet ontbrak.
De Mast, die voorzitter was, plaatste zich aan het hoofd van de tafel, terwijl Marie de Heer, die gedichten schreef, als secretaresse fungeerde. Men vroeg zich verbaasd af, wat er op te schrijven was, daar gedurende de vergadering weinig anders werd gedaan dan onzinnige verhalen verteld en grappen verkocht. Maar Marie hield in de eerste plaats nauwkeurig aanteekening van de namen der aanwezigen, die ze op een stuk papier schreef. De volgende week had ze het papier verloren en wist zich niet meer te herinneren, wie er absent geweest waren.
Kees Lintman tikte op de tafel en deelde mede, dat het geacht en bemind medelid Jan Spander een voorstel had.
Jan, 'n leuk type met lange, krullende haren, die hij af en toe van zijn voorhoofd wegstreek, stond op en zei: ‘Ahem. Ik heb goed nieuws. We gaan een Jazzband oprichten!’
Onmiddellijk begonnen ze allemaal door elkaar te praten en deden hem vragen.
Jan hield de handen aan de ooren en riep:
‘Ja, hoor eens, op die manier kan ik het jullie niet vertellen!’
‘Stilte,’ gebood de Mast, ‘laten we Jan een kans geven behoorlijk zijn speech af te steken.’
‘Dames en heeren,’ hervatte Jan, ‘we leven in de eeuw van...’
‘Het Kind,’ vulde Suus, zijn tweelingzuster, aan.
| |
| |
‘De Radio en de Vliegmachine,’ verbeterde Jan, zonder op de woorden van zijn zuster te letten. ‘De automobiel zal spoedig een ouderwetsch vervoermiddel zijn, zooals de paardentram en de trekschuit, en iedereen zal zich voortbewegen per aeroplane.’
‘Ter zake!’ riep Piet Merkel, ‘wat heeft dat alles met een Jazzband te maken?’
‘In de goeie, ouwe tijd kregen onze vaders en moeders pianolessen van stijfdeftige muziekmeesters en als er visite was, moesten ze voor de ooms en tantes “Carneval de Venice” spelen. Men reed in een rijtuig met een paard ervoor naar een bruiloft en ging 's avonds om negen uur naar bed. Stel je voor, een rijtuig met een paard! Een paard, mijne dames en heeren, een voorhistorisch monster!’
‘Verschrikkelijk! Ongehoord! Barbaarsch!’ riepen de aanwezigen.
‘Een concert was iets buitengewoons en een orkest was iets, dat men alleen maar hooren kon na een entreebiljet van drie of vijf gulden gekocht te hebben.’
‘Ja, ja! Ga voort, ga voort!’
‘Maar wij... hooggeachte dames en heeren... wij, de modernen, de vooruitstrevenden, hebben aan die voorhistorische toestanden een einde gemaakt! Wij vliegen door de straten met onze auto's, wij doorklieven het luchtruim met aeroplane's, wij hebben concerten in onze huiskamers, iederen avond, en hooren de prachtigste muziek vanuit Berlijn, Londen, Parijs, Algiers, Weenen en New York!’
Een daverend applaus beloonde den spreker.
‘En nu, talentvolle medeleden, gaan wij nog
| |
| |
een stap verder! Wij, leden en ledematen van de Owattepan-club willen van nu aan den naam van onze club nog meer eer aandoen door een Jazzband te vormen, zoodat onze stadgenooten met recht kunnen zeggen van onze vereeniging: ‘Owattepan!’
‘Hoera! Leve onze Jazzband!’
‘Ik dank u vanuit den grond van mijn hart,’ zei Jan plechtig. ‘En nu wensch ik u te vragen, wie er moed, beleid en trouw genoeg bezit, om het een of andere instrument op te vatten, om onze Jazzband tot een uitbundig succes te maken?’
‘Ik zal de piano spelen,’ zei Suus.
‘En ik de viool,’ bood Cato Vergoed aan.
‘Ik natuurlijk mijn saxophoon,’ constateerde Jan.
‘Wat zouden jullie ervan denken, als ik eens een trommel kocht met al het bijbehoordende slagwerk?’ opperde Piet Merkel.
‘Fijn! Reusachtig! Wie speelt er nou cornet?’
‘Dat kan ik gauw genoeg ophalen,’ vertelde Kees Lintman, ‘want ik ben hoornblazer bij de Padvinders geweest en ook speelde ik vroeger zoo'n beetje cornet.’
‘Nee maar, lui, dat gaat als gesmeerd! Nou nog een goeie zangeres en een danseur, dan is het zaakje heelemaal voor elkaar!’
Suus begon een fox-trot op de piano te spelen en Cato Vergoed voegde er zich met haar viool bij. Jan greep zijn saxophoon en al klonk de harmonie hier en daar wel een beetje valsch, ze kregen er allemaal de kriebel van in de beenen en weldra was het heele gezelschap aan het dansen. Na den dans vielen ze op stoelen, kussens en rustbanken neer en toen kwam Piet's moeder
| |
| |
binnen met een groot blad vol glazen limonade.
‘Jullie schijnt volop pret te hebben,’ zei Mevrouw Merkel, het blad op het midden van de tafel zettend.
‘Dat zal waar zijn, moeder,’ antwoordde Piet, ‘we zijn een Jazzband aan het oprichten. Doet u mee?’
‘Ik ben bang, dat mijn tijd daarvoor wel zoowat voorbij is,’ lachte ze. ‘Komaan, kinderen, tast toe.’
Het was warm in de kamer en de koele limonade bracht een welkome verfrissching. Mevrouw Merkel kreeg allerlei inlichtingen omtrent den op te richten Jazzband en de gemoederen werden zoo opgewonden en de stemmen zoo luidruchtig, dat Papa Merkel, pijp in de hand, uit de rustige huiskamer kwam om eens te kijken, wat er toch gebeurde.
‘Dat is een goed idee, jongens,’ zei hij, ‘alleen hoop ik, dat de repetitie's niet in mijn huis gehouden zullen worden. Ik houd van stilte en rust.’
‘Neen vader, we gaan de repetitie's onder elkaar verdeelen,’ zei Piet. ‘Ieder lid van het orkest moet eens in de week een repetitie geven.’
Ans van Wijk bood zich aan als zangeres, want ze wist precies welke Amerikaansche liedjes het meest insloegen en ze had een alleraardigste manier, ze weer te geven.
Mevrouw Merkel kwam ook met een grooten schotel gebak aandragen, waarmee de jongelui in het geheel geen moeilijkheid hadden. Toen kwam Fred Bakker op het idee, al maakte hij zelf geen deel uit van het orkest, een foto te laten maken van den groep, en daarmee te
| |
| |
adverteeren, dan konden ze nog geld verdienen op den koop toe.
‘Verdraaid!’ riep Bram uit, ‘da's een goed plan! We zullen Fred onze ma... mama... manager maken. Hij kan dan contracten afsluiten en ons de zaken aanbrengen.’
Het verdere van den avond werd doorgebracht met een nadere bespreking der plannen en ze zouden dan den volgenden Zaterdagmiddag naar een fotograaf gaan.
Ofschoon Fred Bakker zelf niet aan muziek deed, werden zijn diensten als ‘manager’ gaarne aangenomen. Een vriend, die zelf een prachtauto had, beloofde een goed zakenman te worden en daarom lieten ze alle verdere ‘business’ maar aan hem over. Fred had dan in de eerste plaats het noodig geoordeeld, een goede foto van den Jazzband te hebben en daartoe had hij een eerste klas fotograaf op het oog. Deze had zijn atelier aan den Stationsweg, maar toen het woelige gezelschap zich daar den volgenden Zaterdagmiddag heen begaf, passeerden ze op den Coolsingel een winkelhuis, dat ingericht was tot fotografisch atelier en waar men voor weinige stuivers zijn portret kon laten maken.
Om zijn foto's nog aantrekkelijker te maken, liet de fotograaf zijn klanten plaatsnemen in een geschilderde auto of vliegmachine, of wel hij verhoogde het artistieke voorkomen zijner slachtoffers door ze te plaatsen achter een scherm, waarop een zeer gedrochtelijk caricatuur geschilderd was en waarbij dan de persoon zijn hoofd door een gat in het doek moest steken.
Voor dezen kunstsalon hield de club halt en
| |
| |
weldra weerklonken hun bewonderende uitroepen.
‘O gunst,’ riep Ans van Wijk uit, ‘vind-je dat niet prachtig?’
‘Wat is het? Wat bedoel je?’
‘Kijk hier, een schoorsteenveger met een dienstmeisje in een vliegmachien! Zoo wil ik mijn portret ook gemaakt hebben?’
‘O, en kijk eens, hoe lief,’ merkte Cato Vergoed op, ‘hier is een meisje, dat zich heeft laten fotografeeren als kerst-engeltje... Kijk maar... ze zweeft boven de daken van de huizen...’
‘O, ik dacht, dat het voorstelde: Jan van Schaffelaar springt van den toren te Barneveld.’
‘Zeg lui, willen we ons allemaal laten kieken voor de mop?’
‘Maar ik dacht, dat we naar den Stationsweg gingen?’ meende Kees Lintman. ‘Wat hebben we nu aan zoo'n snert-foto?’
‘Och komaan, voor de gijn, wat kan het ons schelen? Een paar dubbeltjes per persoon...’
Ze duwden elkander naar binnen, allemaal vol pret en verlangen eens de peentjes op te scheppen. De fotograaf deed bovenmenschelijke pogingen voor artist aangezien te worden. Tenminste hij droeg een fluweelen jasje, een wit-zijden overhemd met een grooten slipdas en lange, zwarte haren. Hij kwam vriendelijk-verwelkomend de club tegemoet.
‘Komt binnen, dames en heeren. Portret maken? Alstublieft... neemt u zoolang plaats.’
Langs de wanden waren honderden foto's vastgeprikt, de meeste leken caricaturen uit humoristische weekbladen. Een groote camera stond achter in het vertrek, er waren een paar banken, kussens, geschilderde achtergronden, een
| |
| |
geschilderde auto, een tweedekker, een roeiboot en tal van andere kunstvoorwerpen, welke dienen moesten om de foto's aantrekkelijk te maken.
De jongelui waren een beetje luidruchtig. Er vielen een paar banken om, toen ze plaats namen en Fred had zijn hoofd gestoken door een scherm, waarop een afschuwelijke clown geschilderd was.
‘Een aardig atelier,’ zei Piet Merkel, die den man in goed humeur wenschte te houden. ‘Alles zelf geschilderd?’
‘Ja meneer,’ zei de eigenaar trotsch, ‘alles zelf gemaakt. Ik schilder, teeken, fotografeer, speel viool en piano en maak gelegenheidsgedichten. Maar fotografeeren en schilderen is m'n fort... en nooit les gehad, meneer.’
‘Dat merk ik,’ zei Piet.
‘Willen de dames en heeren afzonderlijk ge- | |
| |
fotografeerd worden of als een groep?’
‘Als groep... als groep!’ riep de heele bende.
‘Misschien kunt u er een landschap van maken,’ stelde Ans van Wijk voor.
‘Of 'n stilleven,’ suggereerde Cato.
‘Ik heb niet veel ruimte hier, maar met een beetje schikken en plooien kan ik wel een stellage maken, zoodat alle dames en heeren op één portret komen. Een paar planken en stoelen...’
‘Gunst, hebt u daar een piano?’ gilde Suus Spander. ‘Speelt u?’
‘O ja,’ antwoordde de artist, ‘ik speel piano, viool, ik schilder, ik dicht, alles uit mijn eigen...’
‘Och toe, speelt u eens wat,’ verzocht Jo Lintman.
‘Hè ja, speelt u eens een wals,’ zei Marie de Heer.
‘Kom,’ drong Jan Spander aan, ‘we hebben gehoord, dat u zoo prachtig spelen kunt.’
Dit was teveel voor den fotograaf. Deze loftuiting vleide hem bijzonder. Hij stofte de piano, die meer als décor dan als muziekinstrument gebruikt werd, wat af, zette zich op het krukje, en weldra klonk een lustige wals door het atelier. De tonen van de piano waren wel wat valsch en de pianist nam het niet al te nauw met de harmonie, maar dat deed toch geen afbreuk aan de algemeene vroolijkheid. Fred noodigde Ans ten dans en zoo deden de anderen met hunne dames. De paartjes zwierden lustig rond, soms werd er wat omgegooid, dat in den weg stond; soms bonsden ze tegen elkaar aan, maar het ging toch fijn.
‘O,’ riep Ans uit, toen de wals geëindigd was,
| |
| |
‘wat speelt u verrukkelijk mooi... eenig... Nog een nummertje, alstublieft!’
‘Kunt u 'n foxtrott spelen... zoo'n beetje Jazz?’
‘Neen, dat kan ik niet, maar ik kan spelen All Alone.’
Maar daar namen ze geen genoegen mee. Piet en Kees sleepten Suus naar de piano.
‘Meneer de fotograaf,’ stelde Piet voor, ‘deze jongedame hier heet Suzanna Spander, componiste, pianiste, dichteres,... alleen ze fotografeert en schildert niet.’
‘O, wil de dame wat spelen?’
‘Merci... ik bedank... nee... heusch niet,’ protesteerde Suus, die niet veel zin had het valsche instrument te bespelen.
Er werden twee stoelen neergezet - meer waren er niet aanwezig - en een plank daarover heen gelegd. De plank was wat kort voor vijf personen, daarom werd die met het uiterste randje op de stoelen gelegd. Als de jongelui zich nu rustig hielden, zou het zaakje wel houden. De fotograaf zette ze nu op hunne plaatsen, vijf zittende en zes staande.
Dan ging hij instellen, kroop onder het zwarte doek en bestudeerde zijn matglas.
Fred trok gezichten, een ander miauwde en Piet krabde zich als een aap.
‘Zit stil, jongelui, anders glijdt de plank eraf.’
‘Ooooooo!!!’... gilde Jo Lintman, die dacht, dat het al gebeurde.
‘Ziezoo, dames en heeren, nu allemaal vriendelijk kijken... schrikt u maar niet van de magnesium-ontploffing... Eén... Twee...’
Krrraaaak!!... Bom!!... daar brak de plank en de voorste rij dames en heeren stortte onder
| |
| |
gegil en gejuich in.
‘Drie!!’
't Magnesium ontplofte... de kiek was genomen.
Het daverend gelach kwam niet tot bedaren. De fotograaf wilde de opname natuurlijk opnieuw maken, maar daartegen verzetten allen zich met kracht. Ze wilden de foto zóó hebben en niet anders, al moest het tweemaal zooveel kosten. Ze bestelden er allemaal een paar van, zoodat het een mooie bestelling was voor den man en hij er tenslotte in berustte. Ieder gaf naam en adres op, betaalde en onder veel lawaai en geduw verliet de eerbare club het fotografisch atelier en wandelde, nog lang nalachend om de catastrophe, naar den Stationsweg.
Daar gedroegen zij zich zooals het behoorde en lieten zich fotografeeren als een werkelijk beroeps-orkest.
|
|