toen opeens tot aller schrik en verbazing het witte laken met een vaart omhoog schoot, en onverwachts en ontijdig het cadeau, een groote leuningstoel, te zien kwam!
De meesters schoten dadelijk toe om het laken weer over den stoel te hangen en meester Kooiman had dadelijk Frits te pakken.
‘Waarom trok jij aan het touw, deugniet?’
‘O meester, dat kan ik heusch niet helpen, want ik wou alleen maar zien, of het touw niet naast het wieltje van de katrol zat. En dan had u straks het cadeau niet kunnen onthullen. En daarom wou ik maar even probeeren, ziet u.’
't Was gelukkig voor Frits, dat het meester Kooiman was, anders was het misschien minder goed afgeloopen.
Intusschen hadden ze allemaal mooi het land, omdat mijnheer en mevrouw Schalmeier het cadeau veel te vroeg gezien hadden. Dit nam echter niet weg, dat de plechtigheid werd voortgezet.
Allereerst werd nu de jarige namens de geheele school en meesters geluk gewenscht door den oudsten onderwijzer en daarna kwam een van de jongens der hoogste klasse nog een wensch uitspreken.
Vervolgens bood een andere meester het cadeau aan en toen vroeg Frits meester Kooiman, of hij nu zijn wensch mocht voorlezen.
Meester Kooiman bracht dat verzoek aan den hoofdonderwijzer over.
‘Wel zeker, Frits van Duuren,’ sprak de heer Schalmeier, ‘en zelfs heel graag, hoor.’
Vrijmoedig trad Frits uit de bank en klom op het podium, met het gezicht naar den jarige.
Hij ontrolde het papier en las met heldere stem het gedicht voor.
Al dadelijk begonnen de meesters te glimlachen en