Mevrouw snelde de kamer uit, zonder op haar gast te letten, en zag bij de trap hoe Piet Hoogerwaard en David Boekhorst haar jongen ondersteunden bij 't klimmen.
‘O, m'n lieve jongen, wat is er nu toch in 's hemelsnaam weer gebeurd?’
Bob glimlachte flauwtjes.
‘Gevallen... zandspoor...’ zei hij mat.
Ze brachten hem in de kamer, waar mama hem op de sofa legde. De heer Bechstein, begrijpende dat er een ongeluk gebeurd was, trok zich terug in een andere kamer. Hij vreesde, dat Bob bij het zien van zijn directeur schrikken zou, en dat wilde hij niet.
Intussen was de drukte, die er om dit voorval gemaakt werd, vooral door Mietje, erger dan het ongeval zelf. Bob had een flinke schram aan het voorhoofd, die weinig of niet bloedde. Alleen was de plek wat opgezet en was hij door den val enigszins verdoofd.
Mama wies de wond uit en toen ze tot haar geruststelling zag, dat die niet bloedde, vond ze het ook overbodig om er een verband op te leggen. Ze liet Bob wat tot rust komen, bedankte de jongens voor hun hulp en begaf zich naar de achterkamer, waar de heer Bechstein zich teruggetrokken had.
‘Excuseer mij,’ sprak mevrouw, ‘dat ik u een ogenblik aan uw lot heb overgelaten...