film?’)
Jan Arends detoneerde in ieder gezelschap. Tot ontzetting van de vrouw des huizes kwam hij drijfnat langs; had een bad genomen aan de Heiligeweg en meteen maar zijn kleren gewassen zodat hij ze niet had hoeven uit doen.
Ook schreef hij gedichten. Hoewel... schreef? Hij maakte ze meer, want schrijven kon hij eigenlijk niet. In Den Haag had hij op de antroposofen-school gezeten, een instituut voor de betere kringen, dat jaarlijks ook uit liefdadigheid enkele kinderen uit minder milieu toeliet. ‘Maar’, zoals hij vertelde, ‘dan was er weer een dame op school geweest, die Rudolf Steiner nog zelf gekend had en dan woei er een frisse wind en dan moest Jan Arends van school af.’
Hij had daar inderdaad vrijwel niets geleerd. Onder bezweringen van geheimhouding las hij mij zijn eerste prozawerk voor, op zijn kamertje in het A.T.V.A. aan de Marnixstraat, waar hij woonde met Iefje, mooi en niet dom, maar een vrouw, op wie alleen iemand verliefd kon worden in wie de laatste resten van het instinct tot zelfbehoud waren uitgeblust. (‘Ze kent geen menselijk contact,’ zei hij, ‘ze kan alleen maar flirten.’)
Dit verhaal dan, bleek te gaan over een man die ineens in een luis verandert. Midden in de nacht, weliswaar, zonder ontwaken ook, want voor hem was er geen morgen, dat wel, maar ik moest toch schamper lachen. Van Kafka bleek hij zelfs nooit gehoord te hebben en Duits kon hij niet lezen, zodat ook mijn exemplaar van Die Verwandlung nutteloos was, maar hij zocht net zolang tot hij een vertaling gevonden had. Teleurgesteld was hij allerminst, eerder trots. (Helaas ken ik zijn werk niet, maar ik meen, dat dit verhaal later is opgegaan in een aantal ‘luizengedichten’.)
Zo'n hardnekkig naspeuren van een bepaald boek was karakteristiek. Hij kende geen Engels, maar las Shakespeare met een woordenboek. Daarom sprak hij enough uit als enoeg en knight als knicht, waarbij het interessante natuurlijk was, dat die uitspraak vermoedelijk dichter bij de 16e/17e eeuw lag dan het moderne Engels.
Zo kon hij ook geen Nederlands schrijven. Spelling en grammatica waren die van een tienjarige. Een van ons heeft hem toen nog les gegeven; zijn naam zij met ere vermeld: Chris Boerlijst, thans huisarts in Amsterdam-West. Hij was een vlugge leerling - wat later, na een bezoekje ter plekke, sprak hij trouwens ook behoorlijk Engels - maar zijn onmiskenbare intelligentie was toch niet zijn meest op de voorgrond tredende eigenschap.
Waar ik mij steeds meer over verbaasde en ook pas na langere tijd begon te begrijpen was zijn verpletterende eerlijkheid. Hij kòn eenvoudig niets verzinnen; ook als zijn verhalen uitermate fantastisch klonken, kon men er gif op nemen, dat hij niets dan de waarheid