kasteel te kunnen bewonen, zelfs voor maar drie maanden, hulp nodig hadden. Zodra zij het aanbod aangenomen hadden plaatsten zij derhalve een annonce.
Een paar dagen daarna had ik Wanda aan de telefoon.
- Hebben er veel mensen geschreven op je advertentie? vroeg ik.
- Ja, zei ze, en zelfs iemand die zich aanbood als huisknecht. Dat is eigenlijk geen slecht idee, misschien doen we dat wel.
Een vaag voorgevoel maakte zich van mij meester. - Een huisknecht? vroeg ik, herinner je je zijn naam nog?
- Jawel, Arends heet hij. Hoe dat zo?
- O, zomaar. Ik bel je nog wel.
Korte tijd later had ik het bij elkaar: het interview, door Dick van de Pol in Vrij Nederland van 11 maart en het boek, Keefman, verschenen bij De Bezige Bij. Toen ik allebei had gelezen, bleef ik een poosje besluiteloos naar de telefoon zitten kijken. Hoe iemand te vertellen dat een van de grootste schrijvers van Nederland bij hem heeft gesolliciteerd naar de betrekking van huisknecht, en dat het aanvaarden van die sollicitatie vermoedelijk enige complicaties met zich mee zou brengen?
‘Ik zet advertenties’, zo stond er in dat interview, ‘Nette huisknecht biedt zich aan, of soms lees ik ze waar er een wordt gevraagd. Dan zie ik meestal aan de enveloppe of het wat wordt - het moet bij voorkeur een blauwe of een rose zijn, met zo'n dik bazig handschrift er op. Dan moeten ze zelf mooie dikke benen en billen hebben, een grote bek, en gelakte nagels - dat is verblindend mooi als ze met hun vinger wijzen dat er nog stof ligt...’
‘Het slaaf zijn bij een vrouw, dat is voor mij de manier om een vrouw te beminnen. Ik verwacht de totale slavernij. Zodra ze te aardig voor mij zijn, concessies doen, meehelpen met de huishouding, zeggen dat ik niet zo hard hoef te werken, dan is voor mij de aardigheid er alweer af.’
‘De eerste dag of de eerste paar dagen werk ik me compleet rot, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Dan krijg ik de pest in - dat is mijn dualisme: als ik stof loop af te nemen, kom ik in opstand omdat ik eigenlijk carrière wil maken, de Nobelprijs wil winnen, teksten wil schrijven...’
En dan vertrekt Jan Arends weer, spoorloos, na bijvoorbeeld de vloer met groene zeep te hebben ingesmeerd en de meubelen op een hoop te hebben gedreven, of na de trap met slaolie te hebben ingevet...’
De weg naar de Nobelprijs is glad, misschien wel van de groene zeep. Maar zoveel is zeker, Keefman is een boek zoals er maar weinig geschreven worden, en voor een heel oeuvre met het niveau van het titelverhaal of een verhaal als Vrijgezel op kamers zou ik de Nobelprijs geen overdreven beloning vinden.