Een variant van twee verhalen
Uit de literaire nalatenschap van Jan Arends stelde De Bezige Bij in 1974 een bundel samen met als titel ‘Ik had een strohoed en een wandelstok’, ‘een keuze uit de prozateksten die, gezien de aard van de kopij, door de schrijver voor publikatie waren bedoeld’. Tussen de rest van het nagelaten proza bevindt zich één verhaal, zonder titel, dat het waard is hier af te drukken. Het is een variant van zowel het verhaal ‘Voor vijf cent rode biet’ uit ‘Keefman’ (p. 113-118) als van het verhaal dat begint met ‘Jan en ik gaan trouwen’ uit ‘Ik had een strohoed en een wandelstok’ (p. 47-54).
Mevrouw Van Overdiep was de groentewinkel binnengegaan voor wat prei, een kleine selderijknol en een half pond spliterwten.
Het was zaterdag en daarom wilde zij erwtensoep geven. Dat spaarde werk en de kinderen waren er dol op.
De buurt kende haar als een evenwichtige, maar wat gesloten vrouw die voor ieder een vriendelijk woord over had, maar ook niet meer. Ze was altijd goed, maar eenvoudig gekleed.
‘Het is wel weer voor erwtensoep,’ zei de groentevrouw, die wel een praatje wilde. Er waren geen andere klanten voor de toonbank en een lege winkel is ook niks.
‘Ja,’ zei mevrouw Van Overdiep. ‘Het is er wel weer voor. Trouwens, het eet voordelig aan. Lekker hoeft niet altijd duur te zijn.’
Het was waar dat mevrouw Van Overdiep een zuinige huisvrouw was. Daar kon iedere winkelier in de buurt van meepraten.
‘Doe er nog maar een kleine ui bij,’ zei mevrouw Van Overdiep nadat zij vluchtig een foldertje ‘verstandig koken met groente’ had bekeken en in haar tas opgeborgen.
Toch was zij niet altijd kortaf. Ze was in bepaalde opzichten een vrouw zoals andere vrouwen en vooral tegenover de groentevrouw, die de eigenschap had geduldig te kunnen luisteren, wilde ze af en toe wel eens wat meer kwijt dan een vrijblijvende opmerking over het weer.
‘Hoe gaat het met uw man?’ vroeg de groentevrouw, terwijl ze in een bak zocht naar de kleinste ui die er bij was.
Het gezicht van mevrouw Van Overdiep betrok. Het was duidelijk dat de groentevrouw een plek vol zeer geraakt had.
‘Het gaat slecht met mijn man,’ antwoordde mevrouw Van Overdiep. ‘Hij is weer thuis.’
De groentevrouw die een goede neus had voor verdrietige dingen zei, een beetje al te kwasi verbaasd:
‘Weer thuis? En ik dacht dat hij weer bij het spoor was.’