| |
| |
| |
Lente/Herfst
Jan Arends' eerste boekje was ‘Lente/Herfst’. Het bevatte een lange novelle die aanvankelijk in afleveringen in ‘Maatstaf’ zou worden gepubliceerd, maar uiteindelijk in haar geheel verscheen in de derde jaargang van dat blad, in nr. 3-4 (juni-juli 1955), op blz. 264-301. Nog in datzelfde jaar werd van hetzelfde zetsel een boekje gedrukt dat als ‘Maatstafdeeltje’ nr. 14 bij Bert Bakker uitkwam. Jan Arends had zijn novelle in juni of juli 1953 op het kantoor van de uitgever afgeleverd, en daarop volgde een twee jaar lange lijdensweg van brieven en bezoeken. De brieven van Jan Arends aan Bert Bakker zijn bewaard gebleven en bevinden zich in het Letterkundig Museum te Den Haag. Eén brief is niet gedateerd. In deze brief is sprake van een ‘Maatstafdeeltje’ van Gerrit Achterberg. Bert Bakker gaf van november 1953 tot en met 1955 naast zijn literair tijdschrift ‘Maatstaf’ veertien zogenaamde ‘Maatstafdeeltjes’ uit. ‘Lente/Herfst’ van J. Arends zou het laatste deeltje van de reeks worden. Daarvoor verschenen onder andere drie deeltjes van Gerrit Achterberg, respectievelijk ‘Ode aan Den Haag’ (november 1953), ‘Ballade van de gasfitter’ (november 1953) en ‘En Jezus schreef in 't zand’ (mei 1954). Vermoedelijk vroeg Arends om het eerste Achterbergdeeltje en daarom is zijn ongedateerde brief tussen de brieven van 9 augustus 1953 en 5 januari 1954 opgenomen, als nr. IV.
| |
[I]
A'dam Juli 53
Geachte Heer Bakker
Ong drie weken terug heb ik op Uw kantoor een novelle gebr voor het maandblad Maatstaf. Als adres heb ik toen opgegeven Leliegr 8II A'dam.
Daar moet die novelle in geen geval naar toe gestuurd worden. Ik zou hem dan niet terug ontvangen. Wilt U zo goed zijn antwoord of novelle te versturen naar J Arends. Amstelkade 18II A'dam (Z)
Hoogachtend
J Arends
J Arends
Amstelkade 18II
| |
| |
| |
| |
| |
[II]
Amsterdam, 6-8-53
Zeer geachte Heer Bakker,
Met het laatste voorstel aangaande mijn novelle voor Maatstaf ga ik accoord
Het is niet zo belangrijk dat de publicatie nog wat op zich laat wachten. Wel hoop ik begin volgend jaar aan de beurt te zijn anders wordt het een slepende kwestie.
In September, U zult mij nog wel een uitnodiging sturen, kom ik dan naar Den Haag om de correcties te bespreken.
Hoogachtend
J Arends
| |
[III]
Amsterdam 9-8-53
Zeer geachte heer Bakker,
De brief betreffende mijn novelle heb ik ontvangen, daarvoor dank! Er is nu een moeilijkheid ontstaan die mij tot de ezel van de twee schoven koren maakt. Een ander maandblad wil mijn novelle plaatsen. Ik had de copy daar bijna een jaar geleden naar toe gestuurd. Eerst was men daar zeer voor publicatie. Maar toen zijn er bezwaren gekomen waarom men toch van publicatie afzag. Mijn copy kreeg ik nooit terug, ik heb daar veel over getelefoneerd en geschreven. Ze willen het nu plompverloren plaatsen. Ik zie veel bever dat mijn verhaal in Maatstaf komt waarvan ik denk dat het een beter blad is. Ik sta echter nog aan het begin van de weg, en heb het gevoel dat ik geen vaste kans voor een misschien mag laten wijken. Daarom verzoek ik U nu reeds Uw beslissing te nemen.
Dit is absoluut buiten mijn schuld om. Ik ben heel verontwaardigd dat het betrokken blad mij op deze wijze behandeld heeft. Ze stuurden mijn copy die tenslotte afgewezen was niet terug en komen nu met een stalen gezicht vertellen dat zij het gaan drukken.
Feit blijft echter dat men het plaatsen wil. Ik heb een paar dagen bedenktijd gevraagd. Misschien kunt U mij terug schrijven wat ik het beste kan doen. Ik wil ook naar Den Haag komen om de zaak met U te bespreken.
| |
| |
| |
[IV]
Zeer geachte Heer Bakker
In de loop van deze maand moet ik naar Den Haag voor een paar dingen. Ik zou dan graag ook even bij U langs komen.
Omdat ik niet aan een bepaalde dag gebonden ben had ik graag dat U mij even schreef wanneer U mij zou kunnen ontvangen.
De gedichten van Achterberg die in Maatstaf zijn verschenen en in een Maatstaf deeltje zou ik zo graag willen hebben. Kunt U ze mij niet toesturen?
Vriendelijke gr
J Arends
J. Arends
Houtplein
34 Haarlem
| |
[V]
Den Haag 5-1-54
Geachte Heer Bakker!
In de hoop dat U persoonlijk nota zult nemen van hetgeen ik op mijn hart heb, deel ik U het volgende mee.
Gisteren heb ik opgebeld, en ik ben toen misschien wat hard van stapel gelopen, omdat ik in grote nood verkeer. De sentimentele en sensationele woordkeus is hier inderdaad op zijn plaats. Ik ben (met deze barre koude) dakloos, en heb absoluut geen cent geen cent en weet niet waar ik gaan moet. Ik ben ziek en zou moeten worden opgenomen. Mijn dokter vertelde mij dat het een kwestie van jaren zou zijn. Dat is voor mij onaanvaardbaar. Het vertoeven in een inrichting (waar ik reeds was) zou een zo grote devaluatie van mijn persoonlijkheid met zich brengen dat ik geen adem meer zou kunnen halen. Ik wil mij daaraan niet overgeven.
Nu geloof ik dat er wel een uitweg mogelijk is. Ik geloof dat sommige omstandigheden, wanneer de moeilijkheden zo toegespitst zijn dat een oplossing door eigen kracht niet meer gevonden kan worden, een beroep op het medegevoel van andere mensen rechtvaardig en moreel verantwoord maken. Ik zou ten spoedigste een persoonlijk onderhoud met U willen hebben om de zaak te bespreken.
| |
| |
U bent een invloedrijk mens. Wanneer U op het standpunt staat dat mijn werk, ik heb meer geschreven dan alleen die novelle, en zal nòg meer schrijven, een waarde vertegenwoordigt, is er wellicht een gat te vinden waardoor ik ontsnappen kan. U moet deze brief van mij niet als een aanval beschouwen, er is geen andere mogelijkheid.
Ik vraag U mij in ieder geval te ontvangen want zo alleen krijgt U geen duidelijk beeld van de zaak. Ik zal morgen tegen twaalf uur opbellen en hoop dat U in de loop van de dag een ogenblik voor mij kunt vrij maken.
Hoogachtend
J Arends
| |
[VI]
Wassenaar-11-3-54
Zeer Geachte Heer Bakker,
Hierbij doe ik U een fragment van mijn roman toekomen zoals wij gisteren hadden afgesproken. Verder nog een klein verhaal over een man die uit vissen gaat.
Van het roman fragment moet ik op de laatste pagina nog een klein aantal veranderingen aanbrengen. Ik zend het U echter vast op omdat deze veranderingen van ondergeschikt belang zijn. U kunt het dan vast lezen. Mocht U tot publicatie ervan in Maatstaf overgaan, dan is het een kleine moeite deze correcties even aan te brengen.
Ik hoop dat een en ander bij U in de smaak valt. Als dat zo is zal ik U zo U dat wenst nog meer copy toezenden.
Uw antwoord zie ik met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
J. Arends.
| |
[VII]
Amsterdam-15-4-54
Zeer geachte Heer Bakker,
Ik ben nu weg uit de pauwhof.Ga naar voetnoot* Ik had U nog graag willen spreken maar het is er niet van gekomen, ook al omdat een en ander vlug in
| |
| |
zijn werk ging. Ik ben nu weer bezig met het werk dat ik op de pauwhof niet af heb kunnen maken. Ik wil mijn roman omwerken tot een aantal korte verhalen omdat ik geloof dat de resultaten mij dan meer zullen bevredigen.
Misschien heeft U gehoord dat ik op de pauwhof nog een boek uit het Frans heb vertaald. Kan ik voor Uw uitgeverij vertalen? Ik kan dat doen uit het Noors Zweeds Deens Spaans Italiaans, en uit de moderne talen.
Vriendelijke gr
J Arends.
J Arends
p/a Mevrouw v. der Vuurst de Vries
Leliegracht 8II
Amsterdam.
| |
[VIII]
Laren-1-12-54
Zeer geachte Heer Bakker,
Vandaag hoorde ik door de radio dat er reisbeurzen zijn voor toneelschrijvers en dat er voor deze vorm subsidies worden gegeven. Hierbij doe ik U een stuk toekomen dat ik de vorige maand schreef. Er zal nog veel aan geschaafd moeten worden. Het eerste bedrijf is slecht. Het tweede en derde bedrijf zijn precies zo geworden als ik mij dat had voorgesteld.
Wilt U het lezen en als U er iets in ziet er zo U kunt iets voor doen. Ik heb er geen doorslag van. Ik hoop dus (maar dat is lijkt mij [overbodig] waar het U betreft) dat U er voorzichtig mee zult zijn. Ik had graag dat U mij een bevestiging voor ontvangst wilt sturen.
Ik was in den Haag maar trof noch Mevr. Wolters noch U zelf. Als ik weer in den Haag ben kom ik langs, ook al met het oog op de geleende boeken.
Vr gr
J Arends
J Arends
Plein 1919 - No 7 Laren N.H.
p/a Fam. Leonhardt
| |
| |
| |
[IX]
Amsterdam, 29 December 1954
J Arends
p/a Mevr Dövle
Leliegracht 8II
A'dam
Zeer geachte Heer Bakker,
Nadat U mij op 5 Augustus 1953 berichtte, dat U mijn novelle in ‘Maatstaf’ wilde opnemen, heb ik U terug geschreven, dat ik met Uw voorstel accoord ging, mits U van de zaak geen slepende kwestie zou maken. Ik had toen n.l. ook de mogelijkheid mijn novelle elders te publiceren, zodat ik kon kiezen.
Nadat een en ander slepende bleef, kreeg ik een schrijven op 4 Januari, waarin mij werd verteld, dat U hoopte met de publicatie van mijn novelle in Juni van 1954 een begin te maken. In dezelfde brief heeft U mij toegezegd van mijn novelle een ‘Maatstaf’-deeltje te maken, dat zou uitkomen nadat de novelle in haar geheel in ‘Maatstaf’ was gepubliceerd en waarschijnlijk zou meelopen in de herfstaanbieding van 1954.
Er is sinds Uw brief van 4 Januari alweer haast een jaar verstreken. Het komt mij redelijk voor, dat U mij laat weten wanneer U denkt met mijn novelle in ‘Maatstaf’ te beginnen en wanneer het ‘Maatstaf’-deeltje uitkomt. Wat ik dus wil is dat U mij de definitieve datum van een en ander geeft. Wilt U mij dit even berichten?
Heeft U mijn toneelstuk al gelezen? Er valt nog wel wat aan te werken, maar ik geloof, dat ik het onderwerp aankan en dat er iets van te maken is. Als ik in den Haag kom, hoop ik dat U mij kunt ontvangen. Ik heb ook nog boeken, die ik terug moet brengen als ik in den Haag kom. Als ik niet kom stuur ik ze wel op.
Met vriendelijke groeten en de meeste hoogachting,
J. Arends
| |
[X]
Amsterdam 29-3-55
Zeer geachte Heer Bakker!
Met evenveel geduld als altijd loop ik nu al dagen lang naar de post in
| |
| |
de hoop Uw antwoord op mijn brief te vinden. De zaak eist spoed. Waarom maakt U het bedrag niet vol dat ik allang ontvangen zou hebben als U mijn werk niet jaren had laten liggen. Het lijkt wel of U een zenuwoorlog tegen mij voert. Wat heb ik U voor kwaad gedaan. Wilt U dus alles uitbetalen wat ik ontvangen zou hebben als de zaak normaal was verlopen. Deze affaire werkt verlammend.
Ik heb al een paar keer gevraagd of U mij wilde ontvangen om het manuscript te bespreken.
in afwachting
J Arends
| |
[XI]
Amsterdam 30-5-55
Zeer geachte Heer Bakker!
Met Uw brief, waar deze betrekking heeft op de novelle ga ik accoord. Ik hoop dus dat U mij binnenkort de drukproeven stuurt. Er zijn nog een paar punten. Het is zeker niet waar dat U het geld dat U mij gaf als voorschot op een roman zonder meer kwijt bent. Het is waarschijnlijk dat ik een roman zal schrijven en als dat eenmaal zover is lijkt het mij mogelijk de zaak zo te regelen dat U geen schade heeft.
U schreef dat U mij dat voorschot na lang aandringen van mijn kant hebt gegeven. Mag ik U erop wijzen dat het voorstel van Uw kant gekomen is. Dat was verleden jaar Maart.
Toen ik verleden week in Den Haag was kwam ik niet om nogmaals te proberen een voorschot op het Maatstaf deeltje te krijgen. Wel had ik graag willen weten waar ik, zakelijk gezien, aan toe was.
Dat weet ik nu sinds Uw brief opheldering heeft verschaft. Verder kan ik niet inzien hoe ik het U moeilijk heb kunnen maken wat betreft de plaatsing van mijn novelle. Ik heb U daarbij geen duimbreed in de weg gelegd. De publicatie had wat mij betreft niet vlug genoeg kunnen plaats vinden. U kunt het mij dus nauwelijks kwalijk nemen dat ik tenslotte mijn geduld verloren heb. Nogmaals U kunt de novelle plaatsen en het lijkt mij dat U wat dat betreft ook verplichtingen heeft. Verder deel ik U mee dat van samenwerking tussen ons (afgezien van de lopende dingen) geen sprake meer kan zijn.
Hoogachtend
J Arends
| |
| |
| |
[XII]
Amsterdam 8-6-55
Geachte Mevrouw Wolters,
Bedankt voor brief en drukproeven. Natuurlijk is het dom van mij s'morgens enz en ik ben het dan ook geheel eens met de verbeteringen.
Ik heb er spoed mee gemaakt. Een aantal correcties van de Heer Bakker heb ik ongedaan gemaakt. Met veel andere dingen ben ik het eens. Ik hoop dat alles gehandhaafd wordt zoals het nu is.
Het is goed dat ik de gelegenheid kan waarnemen om U te bedanken voor de vriendelijke zorg waarmee U mijn zaken hebt afgedaan. Als ik onvriendelijk was, was dat omdat er dingen waren die mij hinderden maar waar U in feite part nog deel aan had. Door Uw laatste brief schaam ik mij een beetje. Excuses.
Vriendelijke gr en Hoogachting
J Arends
z.o.z.
Aan de voet van pagina 32 staat: ‘Toen hij daarop zijn sigaret weer wilde weggooien, werd het pad bol en groeide langzaam naar boven tot hij tegen het plafond werd doodgedrukt.
Het slot van die zin moet worden ‘...tot hij tegen het plafond dreigde te worden doodgedrukt.
Ik verander dat niet in de copij omdat ik moeilijk duidelijk schrijf.
Marja waar ik ben heeft het intussen al gedaan.
| |
[XIII]
Amsterdam 21-6-55
Geachte mevr Wolters,
Wanneer het Maatstaf nummer met mijn novelle uitkomt, zou U dan zo vriendelijk willen zijn mij behalve het bewijsnummer nog een aantal extra nummers op te sturen. Een paar mensen waar ik in het verleden mee te maken heb gehad moeten wel een exemplaar hebben.
Hoogachtend
J Arends
| |
| |
Omslag van het Maatstafdeeltje ‘Lente/Herfst’ van Jan Arends.
| |
| |
5 ex.
Totaal 6 ex.
Omgaand de geleende boeken
Ik heb altijd gelijk.
Toen ‘Lente/Herfst’ eenmaal als ‘Maatstafdeeltje’ was verschenen, werd het doodgezwegen. De enige criticus die het besprak, was Adriaan van der Veen, die in de ‘Letterkundige kroniek’ van de ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’ van 7 april 1956 het volgende oordeel gaf:
De novelle van J. Arends, ‘Lente/Herfst’, een debuut, heeft oppervlakkig gezien iets van de sfeer van Van Oudshoorn, maar deze schrijver gaat in zijn van een nerveuze gevoeligheid trillende proza een stuk verder. Hij stelt ons voor de bewust gemaakte keuze van de ondergang, een ‘levensmogelijkheid’ waarop zijn hoofdfiguur, de vrijgezel Van Dongen, bij het zoeken van een nieuwe, zo naargeestig mogelijke kamer, van het begin af aanstuurt. Waarom? Uit protest tegen het leven zoals het is, uit walging? Dat wordt niet helemaal duidelijk. Een verklaring lijkt ook overbodig. Van Dongen kan men kenschetsen als een rancuneuze masochist die plezier heeft in het rollen in de modder. Tegelijk echter is hij wat meer. Als hij vervuild en ziek op zijn kamer ligt zodat zijn hospita die hem uitbuit hem ten slotte laat weghalen, heeft hij met zijn middelen zijn isolement opgeheven. Door zich passief de ondergang tegemoet te laten rollen zijn andere mensen bij hem betrokken geraakt, aan zijn volstrekte eenzaamheid is een einde gekomen.
Er is nog een ander aspect aan dit merkwaardige verhaal, dat ons nogal onverwacht doet denken aan Thomas Manns ‘Der Zauberberg’ waarin men immers in het sanatorium naast de ‘wakker blijvenden’, de strijdbaren onder de zieken, patiënten tegenkomt die zich aan het behagen in de komende ondergang geheel hebben gewijd, alle verantwoordelijkheid afwijzen. Zo ook deze Van Dongen in dit huiveringwekkende verhaal, waarin Arends ons confronteert met de verlokkingen van het verlies, van de ontkenning van het leven. Wat dit voor de auteur zelf betekent zal misschien uit verder werk duidelijker worden. Zijn ‘Lente/Herfst’ laat in elk geval een diepe indruk na.
Pas in 1972 volgde Jan Arends' tweede prozaboek (in 1965 was nog de bundel ‘Gedichten’ verschenen): de verhalenbundel ‘Keefman’. Geen van de critici scheen zich te herinneren dat Arends zeventien jaar eerder ‘Lente/Herfst’ had gepubliceerd. Alleen Bob den Uyl ging een licht op bij lezing van het langste verhaal uit ‘Keefman’, getiteld
| |
| |
‘Vrijgezel op kamers’. In de ‘Haagse Post’ van 28 september 1974 schreef hij:
Ik ben direct gaan zoeken in mijn zelfvervaardigde boekenkastje en vond het Maatstafdeeltje nummer 14 uit 1955, getiteld ‘Lente/Herfst’, geschreven door J. Arends, waarvan me vaag bijhing 't eens gekocht te hebben bij De Slegte. En ‘Lente/Herfst’ was op het begin na inderdaad identiek aan ‘Vrijgezel op kamers’. Als geen protesten binnenkomen kan worden aangenomen dat dit zijn - onopgemerkt - debuut in boekvorm was.
De eerste zes- à zevenhonderd woorden van ‘Lente/Herfst’ zijn bij ‘Vrijgezel op kamers’ weggelaten. Arends heeft ze kennelijk zelf geschrapt.
Deze kleine tekstgeschiedenis laat zich aardig illustreren met het exemplaar van ‘Lente/Herfst’ dat gebruikt is als kopij voor de bundel ‘Keefman’. Dat exemplaar bevindt zich in het Letterkundig Museum te Den Haag. De eerste bladzijden worden hier afgedrukt.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
|
-
voetnoot*
-
De Pauwhof, kunstenaarscentrum te Wassenaar.
|