| |
| |
| |
Stijfkopje behaalt een overwinning
| |
| |
Hoofdstuk I.
Een onverwachte mededeling.
Nee, dat de heer Duval zijn zaak over ging doen, was niet zo onverwacht voor Willy van Stralen. Dat had ze al lang zien aankomen en er was ook wel eens terloops over gesproken,
Toen haar directeur Willy dan ook op een ochtend bij zich riep en haar mededeelde, dat de kogel door de kerk was en hij over twee maanden de zaak verliet, was ze daarover in het geheel niet verbaasd.
Ook verwonderde het haar niet, toen hij vervolgens tot haar zei, dat hij een grote reis wilde gaan maken. Een soort wereldreis, dat wilde zeggen, een reis door West-Europa. Hij had al veel in zijn leven gereisd, maar er waren verschillende hoofdsteden, waar hij of zijn vrouw nooit of slechts kort geweest waren en nu wilden zij die eens gaan bezichtigen. Op hun gemak, zonder de dwang achter zich van: nu moet ik morgen daar en daar zijn, want dan moet ik die en die spreken. Zo was het op zijn vroegere reizen altijd geweest en zodoende was hij er nooit toe gekomen om die dingen te gaan zien en doen, waar hij lust in had.
Deze mededeling accepteerde Willy dus eveneens als een heel gewoon feit.
Maar toen kwam het.
‘En nu hadden mijn vrouw en ik gedacht, Willy, om je te vragen of je lust had met ons mee te gaan.’
Pats....
Haar blocnote, die ze uit gewoonte meegenomen
| |
| |
had, omdat ze verwachtte, dat de heer Duval haar enige brieven te dicteren had, was met een klap op de grond gevallen door de onverhoedse beweging, die Willy gemaakt had.
‘Wat zegt U?’ vroeg ze verbouwereerd.
De heer Duval glimlachte.
‘Ik dacht, dat ik duidelijk Frans sprak en dat jij, hoewel je een Hollandse bent, dat wel zou verstaan. Ik zei: Mijn vrouw en ik dachten er over je te vragen of je lust had met ons mee te gaan.’
Willy schudde niet-begrijpend het hoofd.
‘Ik moet bekennen, dat ik er niets van snap,’ zei ze, werkelijk in de veronderstelling, dat ze ergens fout dacht.
‘Wat meende je dan dat ik zei?’ vroeg haar directeur vrolijk.
‘Ik dacht.... nee, het is te gek....’
‘Toe, zeg het maar rustig. Mij is niets te dol!’
‘Ik dacht dat U zei, dat U mij wilde vragen of ik lust had met U en Uw vrouw die reis te gaan maken.... maar natuurlijk bedoelt U iets anders!’
De heer Duval barstte in een hartelijke lach uit.
‘Maar mijn beste kind! Dat is precies wat ik bedoelde en wat mijn vrouw ook bedoelt. Daarover kan dus geen misverstand meer bestaan. En mijn vraag is nu: Heb je er zin in?’
Nu begon Willy van Stralen haar naam eer aan te doen, want ze straalde letterlijk van blijdschap. Haastig bukte ze zich om de gevallen blocnote op te rapen, legde deze op het bureau en boog zich naar de heer Duval toe.
‘Of ik daar zin in heb, vraagt U? Maar dat spreekt toch vanzelf! Stel U voor, dat ik nee zou zeggen, dan was ik toch stapelgek! Wie zou er nee zeggen, als hij zo'n aanbod kreeg.’
| |
| |
‘Dus je gaat mee?’
‘Dolgraag.... Ik weet niet hoe ik U moet bedanken, en ik weet ook niet waarom ik juist de uitverkorene ben....’
‘Bedanken hoef je me niet, want natuurlijk komt er van onze kant, van mijn vrouw en mij, een beetje eigenbelang bij. Zoals je weet moet ik me rustig houden wegens mijn gezondheid en mijn vrouw.... nu ja, die is niet zo erg handig op reis. Daarom zal jij zo'n beetje moeten zorgen voor alles en nog wat. De reisbiljetten, de hotels, de bagage en wat er zo al meer op een reis komt kijken. Denk je dat je dat zoudt kunnen?’
Willy knikte.
‘Ik heb het wel nooit gedaan, maar het lijkt me best te leren,’ zei ze, ‘vooral als U me in het begin vertelt hoe ik alles moet doen.’
‘Daar kun je op rekenen.’
Willy keek even peinzend voor zich uit.
‘Waar denk je aan, Willy?’
‘Of mijn ouders het goed zullen vinden.’
‘Wat dat betreft kan ik je dadelijk gerust stellen. Je moet in de eerste plaats de groeten van je vader hebben, want ik heb hem gisteravond opgebeld. Ik wilde je niet mijn voorstel doen zonder te weten of je ouders er mee akkoord zouden gaan. Dat zou een akelige teleurstelling voor je kunnen zijn. Ik heb je vader ons plannetje verteld en hij stemde er dadelijk in toe dat je meeging.’
‘O, wat heerlijk!’
Het begon nu pas goed tot Willy door te dringen dat ze een grote reis zou gaan ondernemen.
‘Maar,’ zei ze, ‘ik zou toch hier in de zaak blijven, nadat U weggegaan was.’
‘Dat komt later wel weer aan de orde. Zolang je
| |
| |
met mij op reis bent ben je nog bij mij in dienst. Begrepen?’
‘Ja, meneer Duval!’
‘Goed. Zou je dan vanavond bij ons willen komen eten? Daarna kunnen we de reis bespreken.... O ja, nog iets.... Denk er in de loop van de dag eens over na welke twee hoofdsteden van West-Europa je het liefst zou bezoeken. Mijn vrouw kiest er ook twee uit en ik ook en dan willen we proberen die zes plaatsen te combineren.’
‘Daar hoef ik niet lang over te denken,’ riep Willy uit, ‘ik....’
‘Vanavond,’ zei de heer Duval, ‘nu gaan we aan het werk.... Eens even kijken, eerst deze brief aan Maison Lotus in Bordeaux beantwoorden.... Neem maar op....’
Willy zette zich in postuur en begon ijverig te stenograferen wat de heer Duval dicteerde.
Een klein half uur werkten ze zo door, dicterend en stenograferend. Toen zei de heer Duval:
‘Ziezo, hier kun je het voorlopig mee doen. Maak er maar keurige brieven van, zoals ik van je gewend ben. Ik ga vroeg naar huis. Als je dan nog niet alles klaar hebt hindert dat niet. Dan teken je maar voor mij per order.’
Willy stond op en pakte haar papieren bij elkaar.
Even aarzelde ze.
Ze kon zo toch maar niet weggaan. Het leek wel of de directeur de hele reis vergeten was.
De heer Duval keek op.
‘Is er nog iets, Willy?’ vroeg hij, met een vrolijke tinteling in zijn ogen, want hij begreep best wat er in zijn secretaresse omging.
Willy strekte haar hand uit.
‘Ik wil U toch nog even heel erg bedanken, me- | |
| |
neer Duval,’ zei ze verlegen. ‘Ik vind het geweldig!’
‘Die brieven? Het lijkt me anders een tamelijk vervelende bezigheid al die epistels te moeten tikken.’
‘Nee, die reis natuurlijk,’ riep Willy lachend uit.
‘O, bedoel je dat!’
Hij stond op en greep Willy's uitgestoken hand, die hij hartelijk drukte.
‘Ik vind het prettig dat je mee wilt gaan en mijn vrouw zal ook verheugd zijn. En nu, mars.... aan het werk en als ik je niet meer zie, tot vanavond om zes uur bij me thuis. Breng een goede eetlust mee!’
‘Ik zal het niet vergeten, meneer!’
De dag kroop om.
Om de haverklap keek Willy op de grote kantoorklok. Het leek wel of hij stil stond!
Toch slaagde de klok er eindelijk in de stand van half zes te bereiken.
Nog nooit had Willy zo vlug haar bureau leeggeruimd.
Haastig knapte ze zich wat op en holde toen naar de metro, de snelste verbinding naar het woonhuis van de heer en mevrouw Duval.
Klokslag zes uur belde ze aan.
Het dienstmeisje opende de deur.
‘Ha, mademoiselle Van Stralèn, meneer en mevrouw verwachten U in de salon. U weet de weg.’
‘Ja, Mariette, dank je wel.’
Ze hing haar mantel aan de kapstok in de vestibule en liep de lange gang door.
Aan het einde daarvan bevond zich een deur, waarop ze bescheiden tikte.
‘Entrez!’ klonk de stem van de heer Duval.
Willy opende de deur.
‘Ha, onze wereldreizigster!’ riep mevrouw Duval
| |
| |
vrolijk, terwijl ze uit haar stoel oprees en haar met uitgestrekte hand tegemoet kwam.
‘Dag, mevrouw Duval, dag, meneer. Mag ik U als een heel klein bewijs van mijn grote dank deze bloemen geven.’
Ze overhandigde mevrouw Duval een prachtige boeket bloemen, die ze nog vlug aan het bloemenstalletje bij het Metro-station gekocht had.
‘O wat mooi!’ riep mevrouw Duval verrukt uit. ‘En wat ruiken ze heerlijk!’
Ze drukte op een knopje en Mariette trad binnen.
‘Och Mariette, wil je zo goed zijn deze bloemen in een vaas te zetten. Je weet wel, die grote, kristallen vaas. Daar zullen ze mooi in uitkomen.’
‘Natuurlijk, mevrouw. Wat schitterend!’
Mariette verdween met de bloemen en Willy nam plaats.
‘Ik heb met genoegen gehoord, dat je ons wilt vergezellen, Willy,’ hernam mevrouw Duval, terwijl haar man voor een koele dronk zorgde.
‘O, mevrouw, ik kan het nog bijna niet geloven. Het is toch wel echt waar?’
‘Zo echt, als je hier op het ogenblik bij ons zit.’
Willy slaakte een diepe zucht van verrukking.
‘Ja, dan kan het niet missen. Want ik zit hier, bij mevrouw en meneer Duval in de salon.’
‘En we drinken op het slagen van onze onderneming!’ voegde meneer Duval er aan toe, de glazen ronddelend.
Alle drie hieven ze het glas en dronken elkaar toe.
‘We hebben nog een kwartier voor we aan tafel gaan,’ zei mevrouw. ‘Laten we ons dus nu niet te veel gaan verdiepen in de reis. Vertel me alleen eens, Willy, welke plaatsen heb jij op je programma staan? Daar ben ik benieuwd naar. Mijn man en ik
| |
| |
weten het ook nog niet van elkaar. Er bestaat natuurlijk alle kans, dat we dezelfde steden willen bezoeken en dan moeten we er andere bijkiezen.’
‘Moet ik de eerste zijn?’ vroeg Willy verlegen.
‘Ja, waarom niet?’
‘Goed dan. In de eerste plaats wil ik dolgraag eens naar Rome.’
De heer en mevrouw Duval knikten.
‘En verder?’ vroeg mevrouw.
‘Naar Londen.’
‘Prachtig. Nu jij, vrouw!’ verzocht de heer Duval.
‘Ik heb er nu nog maar één,’ zei mevrouw lachend, ‘Wenen!’
‘Welke was de andere?’ vroeg Willy nieuwsgierig.
‘Rome!’
‘En U, meneer?’
‘Madrid en Athene!’
De deur ging open en Mariette verscheen met de vaas bloemen, die er werkelijk schitterend uitzag. Ze plaatste de vaas op een tafeltje en kondigde aan:
‘Het diner is gereed, mevrouw. U kunt aan tafel gaan, als U wilt.’
De maaltijd was voortreffelijk.
Willy deed de tafel alle eer aan, hoewel ze eerst het gevoel had, dat ze geen stuk door de keel zou kunnen krijgen van louter zenuwachtigheid. Vanzelfsprekend ging het gesprek tijdens het eten over de reis.
Mevrouw Duval kon niet zo gauw tot een besluit komen. Nu Willy Rome al gekozen had, moest zij nog een andere stad kiezen. Maar welke?
Na lang peinzen en weifelen kwam ze tot de slotsom, dat het dan maar Kopenhagen moest worden.
| |
| |
‘Dat weten we dus,’ zei meneer Duval tevreden, ‘we gaan naar Rome, Londen, Wenen, Kopenhagen, Madrid en Athene. Straks, na het eten zullen we de atlas er eens bij nemen en uitstippelen hoe we de route nemen. Geef me nog wat van die vla, vrouw. Mariette heeft zichzelf vandaag overtroffen.’
Toen Mariette binnenkwam om de tafel af te ruimen kreeg ze een complimentje van de heer Duval, dat haar deed blozen van plezier.
‘En als je nu de koffie wilt serveren in de salon, ben je helemaal een bovenste beste, Mariette,’ verzocht hij lachend.
Even later zaten ze weer bijeen met een grote atlas voor zich.
Na enig heen en weer gepraat werd de route vastgesteld. Eerst van Parijs naar Madrid, per trein. Daarna met de boot naar Londen via Bilboa. Dan oversteken naar Holland en vandaar per trein naar Kopenhagen. Vervolgens naar Wenen, Athene en als slot Rome.
‘Van Athene naar Rome is een uitstekende verbinding per vliegtuig,’ zei de heer Duval, een grote sigaar opstekend. ‘Dan hebben we meteen alles gedaan, getreind, gevaren en gevlogen! Nu, wat zeggen jullie daarvan?’
Mevrouw Duval knikte verheugd, maar tot beider verwondering zei Willy geen woord.
Tot hun schrik zagen ze, dat Willy heel bleek geworden was.
‘Wat is er, kind? Voel je je niet goed? Was de wijn aan tafel je misschien te zwaar?’
Langzaam schudde Willy het hoofd.
‘Nee, mevrouw. Dat is het niet.’
‘Maar wat is er dan?’
| |
| |
‘Zeg het maar rustig, kindje,’ zei de heer Duval goedig. ‘Je bent hier onder vrienden.’
Willy slikte moeilijk en bracht er uit:
‘Het is misschien toch maar beter dat ik niet meega’
‘Niet meegaan? Maar waarom niet?’ vroegen de beide anderen als uit één mond.
En toen kwam het hoge woord er uit.
‘Ik durf niet te vliegen!’
De tranen stonden het arme kind in de ogen.
De heer en mevrouw Duval wierpen elkaar een snelle blik toe.
‘Wat is dat nu?’ probeerde de heer Duval nog. ‘Welk modern meisje durft er niet te vliegen?’
‘Ik weet wel, dat het kinderachtig is,’ zei Willy verslagen, ‘maar ik heb me voorgenomen om nooit te vliegen. Ik durf niet. Ik kan het heus niet helpen.’
‘Goed, dan gaan we niet vliegen, nietwaar man? Dan gaan we met de trein of de boot naar Rome...’ zei mevrouw Duval.
Ondanks zichzelf klonk er enige teleurstelling in haar stem, want zijzelf vond vliegen heerlijk.
‘Natuurlijk,’ antwoordde de heer Duval. ‘Dan mag jij kiezen op welke wijze je het liefst naar Rome gaat.’
‘Maar dan stuur ik Uw plannen in de war!’ wierp Willy tegen.
‘Helemaal niet. Maar.... ik zou graag willen weten of er een reden is voor je angst om te vliegen.’
Willy knikte en zei zacht:
‘Ja, dat kan ik U wel vertellen.... Toen ik nog op school was is de broer van een vriendinnetje van me omgekomen bij een vliegtuigongeluk. Het was verschrikkelijk.’
‘Een passagiersvliegtuig?’
| |
| |
‘Nee, hij was in dienst.... bij de Luchtmacht.’
‘Ja, dat is vreselijk,’ moest mevrouw toegeven. ‘Ik kan het me nu wel voorstellen. We gaan met de boot of de trein, hoor. Maak jij je maar geen zorgen. We gaan voor ons plezier uit en het heeft geen zin om dingen te doen die één van ons beslist niet durft.’
Nadat de heer Duval Willy later op de avond naar huis gereden had in zijn auto, vroeg zijn vrouw hem:
‘Denk je, dat ze zich mettertijd nog zal bedenken wat dat vliegen betreft?’
De heer Duval schudde het hoofd.
‘Ik geloof het niet. Weet je dat Willy van Stralen thuis de bijnaam heeft van Stijfkopje? Als ze eenmaal gezegd heeft dat ze iets niet doet, dan doet ze het ook niet, al redeneer je tegen haar als Brugman. Wat ze in haar hoofd heeft krijg je er met geen stok meer uit.’
‘Ik vind het wel jammer van die vliegreis. Maar ja, dat kunnen we altijd nog wel eens doen. En het zou haar hele plezier in de rest van de reis vergallen, vooral omdat het traject Athene - Rome op het eind pas komt.’
|
|