| |
| |
| |
Hoofdstuk II.
Willy spreekt met de heer Duval en zij krijgt een goede inval.
Ja, het werd nu toch tijd om uitvoerig over een en ander met monsieur Duval te gaan praten. Bij hun eerste onderhoud over de overname van de zaak was hij nog wat vaag geweest. Zo langzamerhand zouden zijn plannen toch wel een vastere vorm aangenomen hebben, meende Willy te mogen veronderstellen.
Omstreeks diezelfde tijd kwam er een brief van haar ouders:
Liefste Willy,
Dit wordt een zeer zakelijke brief. Ik heb geinformeerd naar de heer Duparc en naar zijn firma en over beide heb ik de allerbeste inlichtingen gekregen. Monsieur Duparc staat algemeen bekend als een aangenaam en betrouwbaar man en zijn bedrijf heeft door geheel Europa een goede klank. Wat dit dus allemaal betreft kun je gerust zijn.
Een andere kwestie is of een reis om de wereld, waarbij natuurlijk veel van je werkkrachten gevergd zal worden - want het gaat, gelijk je ons zelf meldde, niet om een plezierreis - je op de duur zal bevallen, is een tweede. Moeder en ik be-
| |
| |
grijpen best, dat het je aanlokt om een reis door de wereld te gaan maken. Wie zou dat niet toelachen? We gunnen het je graag. Ik wilde, dat mij in mijn jeugd een dergelijk aanbod gedaan was. Maar je moet wel de bezwaren overwegen. Mijn beste raad, die ik je geven kan, is dus om eens precies aan die monsieur Duparc te vragen welke bezigheden van je verlangd zullen worden. Daarnaar kun je beoordelen of je het aanbod aanvaardt of niet. Vind je dit zelf ook niet verreweg het beste, mijn meisje?
Natuurlijk hopen we je voor je eventuele vertrek nog een paar dagen thuis te zien. Ik geloof ook niet, dat alles in zo'n haastig tempo zal verlopen.
Hou je goed, kind!
De groeten aan monsieur en madame Duval en wees zelf hartelijk gekust door
vader en moeder.
Willy las de brief drie malen.
Ja, vader had gelijk!
Zij moest eerst weten wat zij op die wereldreis voor monsieur Duparc doen moest.
Stel eens voor, dat er dingen van haar verlangd zouden worden, die boven haar vermogen lagen!
Dat zou dan uitlopen op een bittere teleurstelling, zowel voor haar als voor monsieur Duparc!
En dan moest er ook klare wijn geschonken worden met monsieur Duval.
Wanneer zij daarop aandrong, kon hij het haar onmogelijk kwalijk nemen.
En Klaas?
Die moest ook geholpen worden!
Zou Klaas niet kunnen overstappen bij monsieur Duparc, die hij kende?
| |
| |
Het denkbeeld leek haar buitengewoon aantrekkelijk. Op deze manier kwamen beiden in dienst bij dezelfde firma.
Dat zou Klaas van Dam - dat wist zij zeker - heel prettig vinden. Hij verborg namelijk niet, dat hij heel erg op haar gesteld was. Dat was zij trouwens op hém ook.
Maar zij moest ook nog eens duidelijk met meneer Duparc spreken.
Zij hoopte maar dat daarvoor spoedig een gelegenheid zou zijn.
Die kwam eerder dan zij gedacht had.
Terwijl zij aan het werk was, kwam de lederfabrikant het kantoor binnen.
Hij was een zware man en hij ging hijgend in de gemakkelijke stoel zitten, die Willy hem aanbood.
‘Zo, kind,’ zei hij, nog een beetje nahijgend.
Glimlachend keek zij de dikke man aan.
Toen hij weer wat op adem gekomen was, begon hij te vertellen:
We moeten nu eens spijkers met koppen slaan!’
Willy knikte.
Zo was het inderdaad.
Spijkers met koppen slaan!
‘Graag, meneer Duparc.’
‘Ik heb al met je gesproken!’
‘Dat hebt U inderdaad!’
‘En heb je er ook over nagedacht?’
‘Ook dat heb ik gedaan!’
‘En?’
Vol verwachting keek monsieur Duparc haar aan.
Hij zou die flinke Nederlandse graag op reis meenemen. Aan haar zou hij een geweldige steun hebben. Dat wist hij, op de een of andere manier, zéker. Zij sprak Engels en Duits en dat zou goed te pas komen
| |
| |
en zij had in haar vrije tijd ook aan Spaans en Italiaans gedaan.
Ook dat zou hem te pas komen!
Willy weifelde even.
Toen vroeg ze:
‘Wat zouden eigenlijk precies mijn werkzaamheden zijn, monsieur Duparc? Het wordt geen plezierreis. Dat begrijp ik volkomen en dat verwacht ik ook niet. Maar ik zou toch wel willen weten wat U van mij gaat verlangen. Misschien is dat wel zoveel en zo moeilijk, dat ik er niet aan zal kunnen voldoen. Dat zou dan op een tegenvaller voor U en mij uitlopen!’
Dit billijkte de heer Duparc.
Hij maakte een sussend handgebaar en zei:
‘Neem het niet te ernstig!’
‘Dat doe ik juist wel,’ zei Willy met vaste stem. En zij voegde er met dezelfde vaste stem aan toe:
‘Dat vind ik noodzakelijk, want het aannemen van de door U aangeboden betrekking beschouw ik als een zeer ernstige zaak, monsieur Duparc!’
‘Je kunt het ook te ernstig nemen,’ vond monsieur Duparc.
Maar hij dacht:
‘Wat een kranige meid!’
En nog steviger werd de overtuiging in hem, dat hij aan Willy veel zou hebben op zijn reis door de wereld waar hij grote zaken hoonte te doen en veel nieuwe relaties dacht te maken.
Willy drong aan:
‘Zegt U mij dan eens haarfijn welke mijn werkzaamheden zullen zijn!’
Monsieur Duparc zette zich wat gemakkelijker en begon Willy uit te leggen:
‘Je werkzaamheden.... die bestaan uit het steno- | |
| |
grafisch opnemen van hetgeen op vergaderingen besproken wordt.... ik zal in verschillende steden met veel mensen spreken.... die besprekingen worden soms in het Frans en soms ook in het Duits en Engels gevoerd.... Voorts zul je brieven in die talen moeten schrijven.... bevestigingen van afspraken.... begrijp je? Nou, dat is alles wel.... O ja, en dan zou ik het prettig vinden, wanneer je een dagboek bijhield, waarin vermeld stond wie we op onze reis allemaal zakelijk ontmoeten.... en voor de rest geniet je van de bezienswaardigheden, die we tegenkomen. Zoals je ziet worden er dus geen wonderen van je verwacht!’
Dat was waar.
Wat de heer Duparc opgenoemd had, dat zou Willy best aan kunnen!
Daar zou zij niet mee behoeven te worstelen. Neen, in het geheel niet!
‘Nou?’
De heer Duparc staarde haar verwachtend aan.
‘Wat denk je er van?’
‘Het lijkt me niet zo moeilijk en interessant werk op de koop toe!’
‘Dat dacht ik ook,’ kraaide de heer Duparc op zegevierende toon.
Maar nog kon Willy niet besluiten.
Zij moest eerst nog spreken met monsieur Duval.
Wanneer deed hij zijn zaak over?
Hij zou haar verkopen.
Doch dat bleek hij dan in het geheim te doen, want Willy had nog nooit een koper op het kantoor zien verschijnen.
Zij begreep echter aan de andere kant, dat monsieur Duparc niet eeuwig op haar toezegging kon blijven wachten. Hij moest tenslotte ook uitsluitsel
| |
| |
hebben en weten waar hij aan toe was. Anders zou hij voor een ander meisje moeten zorgen.
Willy beloofde:
‘Over acht dagen zeg ik het U!’
Duparc dacht even na.
Toen antwoordde hij:
‘Dat lijkt me heel geschikt!’
Was het nu het juiste moment om een goed woordje te doen voor Klaas?
Willy stond in tweestrijd.
Twee spreekwoorden warrelden door haar hoofd. Het ene luidde, dat zij niet te hard van stal moest lopen en het andere, dat zij het ijzer moest smeden als het heet was.
Zij had dus de keus.
Welk zou zij kiezen?
Zij besloot tot het laatste!
Met een beetje aarzelende stem begon zij:
‘Er is hier nog meer personeel.... nog een Hollandse jongen.... die zaken met Engeland doet.... en in het magazijn werkt....’
Monsieur Duparc knikte.
Hij wist het.
Hij kende Klaas van Dam wel en hij vond het een aardige jongen! Een heel aardige jongen zelfs! Hij had wel eens een praatje met hem gemaakt.
Vragend keek hij Willy aan.
Waar wilde het meisje heen?
Toen kwam het:
‘Zoudt U voor Klaas ook iets ten doen hebben? Als ik hier weg ga en ook meneer Duval uit de zaak is, zal hij het hier niet meer zo leuk vinden, vermoed ik!’
Dat begreep monsieur Duparc.
Hij streek zich langs de kin.
| |
| |
Hij zat er een beetje mee in.
Op het ogenblik kon hij geen besliste toezegging doen, want hij wist niet zo gauw of hij voor de jongen iets te doen zou hebben.
‘Ik doe mijn best,’ zei hij vaag.
Eigenlijk was Willy met deze belofte maar weinig tevreden.
Meneer Duparc deed zijn best.
Wat hield dat nog in?
Niets!
Iedereen kon zijn best doen en dan kon het nog op niets uitlopen.
Zij besloot echter verstandig te zijn en het geval Van Dam even te laten rusten.
Wel vroeg zij de heer Duparc:
‘Hebt U veel man in dienst?’
Duparc dacht even na.
Toen antwoordde hij:
‘Ongeveer dertig!’
Dertig man personeel!
Dat was nog al wat!
Daar zou Klaas best bij kunnen, vond ze.
Maar ze hield haar mondje dicht.
Monsieur Duparc nam afscheid:
‘Ik kom over acht dagen terug om je beslissing te vernemen,’ stelde hij vast.
Zij knikte.
‘Best, meneer!’
Willy bleef alleen achter met haar gedachten.
Ten aanzien van Klaas van Dam was zij bepaald nog niet veel opgeschoten.
Zijn best doen!
Wat hield dat in?
Een mens zei zo gauw, dat hij zijn best zou doen
| |
| |
voor een ander en gewoonlijk kwam er dan helemaal niets van!
Maar zij moest rechtvaardig zijn.
Als monsieur Duparc nu geen betrekking voor Klaas had?
Dat zou toch mogelijk zijn.
Wat dan?
Dan zou hij niet de jongen zo maar in dienst kunnen nemen.
Geen sprake van!
Zonder Klaas in dienst treden bij de firma Duparc? Het trok Willy niet aan.
Hoewel.... de wereldreis, dat bleef natuurlijk een grote en machtige trekpleister!
Wat moest zij doen?
Zij zuchtte.
Want zij wist het deze keer niet.
Anders had zij haar besluit gauw genomen, maar nu was zij tamelijk besluiteloos.
Een vervelende geschiedenis!
En dan kwam er ook nog het onderhoud met monsieur Duval bij.
Die bleek ook maar niet op te schieten.
Willy vroeg zich af of alle Fransen zo traag waren bij de afwikkeling van hun zaken? Zij kon het zich nauwelijks voorstellen, want de Fransen, die zij tot heden had leren kennen waren allemaal aalvlug geweest en namen bijna terstond hun beslissingen.
Meneer Duval verscheen op het kantoor.
Hij bleek in een opgeruimde stemming te zijn.
Willy besloot van de goede gelegenheid gebruik te maken.
Uit zichzelf deelde monsieur Duval haar mede, dat hij een goede koper voor zijn zaak gevonden had
| |
| |
en dat deze - een zekere monsieur Choit - bereid was iedereen over te nemen.
Dit laatste beviel Willy niet al te best.
Overnemen!
Daar had ze een positieve hekel aan en zij geloofde, dat Klaas die tegenzin met haar deelde.
‘Wanneer gebeurt het?’, vroeg ze.
Haar stem klonk vermoedelijk een beetje effen, want de heer Duval keek haar verbaasd aan en begreep niet wat zij bedoelde of waar zij heen wilde.
Toen maakte zij het hem met haar gewone eerlijkheid duidelijk en zei:
‘Overnemen? Misschien vind ik die monsieur Choit wel in het geheel niet aardig!’
Duval breidde de armen uit.
‘Ja, dat is mogelijk!’
Verder zei hij niets.
Willy kende hem voldoende om te begrijpen, dat hij er ook niet van overtuigd was, dat Willy de opvolger in zijn bedrijf aardig zou vinden en dat stemde haar tot een dubbele voorzichtigheid.
‘Hij komt morgenmiddag!’
‘Om hoe laat?’
‘Drie uur!’
‘Weet U, dat in Uw agenda staat, dat U om half drie bij “Le Jour Fliks” moet zijn, zodat U nooit om drie uur hier op kantoor terug kunt zijn!’
Duval knikte.
‘Weet ik en ik vind het wel goed, dat je een poosje met Choit alleen bent. Dan heb je volop de gelegenheid hem te leren kennen!’
‘Misschien,’ zei Willy.
Glimlachend merkte de firmant op:
‘Je bent niet bijster enthousiast!’
Willy antwoordde:
| |
| |
‘Ik had U liever gehouden!’
‘Dat is lief van je!’
‘Het is altijd vervelend om een andere baas te krijgen.’
‘Denk je niet meer over die wereldreis?’, informeerde monsieur Duval geïnteresseerd.
‘Nog steeds!’
‘Dus je hebt keus!’
‘Maar Klaas!’
‘Die blijft hier!’
‘Onder de nieuwe patroon?’
‘Natuurlijk!’
‘Dat vind ik nog zo natuurlijk niet, monsieur Duval,’ wierp Willy tegen. Zij kende Klaas en hij was als het er op aankwam nog stijfhoofdiger dan zijzelf.
‘We zullen wel zien,’ zei monsieur Duval en hij ging verder met het lezen van de brieven, die Willy hem ter tekening voorgelegd had. Om een of andere reden vreesde zij moeilijkheden.
Zij moest er toch maar eens met madame Duval over spreken. Over de hangende kwestie was tussen beiden nog geen woord gewisseld. Dat was toch vreemd.
En het gebeurde.
Madame Duval meende:
‘Je kunt ook bij ons blijven, lieve kind, dan doe je maar wat in de huishouding!’
Dat was heel lief van madame Duval aangeboden, maar het zou Willy nooit bevredigd hebben. Neen, zij wilde werken, en het liefst wilde zij verantwoordelijk werk verrichten.
Zij schudde het hoofd:
‘Heel aardig van U en ik stel het ook heel erg op prijs, maar dan zou ik tenslotte in Parijs een doelloos leven krijgen, madame! Ik ben hier in Uw huis
| |
| |
heel gelukkig geweest, maar het is mij onmogelijk om niets te gaan doen! Daar deug ik werkelijk niet voor. Misschien, dat ik dan met monsieur Duparc meega!’
Madame knikte.
Zij begreep de beweegredenen van Willy uitstekend en nam het haar ook helemaal niet kwalijk.
Een meisje, dat een reis om de wereld kon gaan maken, zou wel gek zijn als zij een dergelijk aanbod zonder goede gronden van de hand wees. Monsieur Duparc was een aangenaam mens. Waarom zou zij dus niet gaan? Zij zou op die reis ook heel wat leren wat haar naderhand te pas zou kunnen komen.
Willy sprak met monsieur Duparc.
Haar besluit stond eigenlijk al vast.
Zij zou met hem meegaan.
Het werd haar niet elke dag aangeboden: een reis om de wereld!
Maar Klaas?
Monsieur Duparc dacht er nog eens over na. Hij had alles bekeken, maar hij moest Willy teleurstellen: voor Klaas was er geen plaats. Hij kon hem nergens gebruiken. Bovendien wilde hij ook liever geen Nederlander in dienst hebben!
Deze laatste woorden maakten op Willy een grote indruk. Zij maakte er uit op, dat de heer Duparc Klaas wel zou kunnen nemen, maar het niet wilde, omdat hij van Nederlandse nationaliteit was. Monsieur Duparc, die even was komen opwandelen hield Willy aan haar belofte, dat zij gauw haar besluit zou mededelen.
Zij knikte:
‘Dat doe ik ook!’
Diezelfde dag kwam de opvolger van monsieur Duval eens kennis maken.
| |
| |
Monsieur Choit was een man van ongeveer vijf en dertig jaar. Hij bleek vol ondernemingslust te zitten. Hij deed al dadelijk of het vanzelfsprekend was, dat Willy en Klaas bij hem in dienst zouden blijven, want op vrolijke toon zei hij tegen Willy:
‘U en ik zullen de zaak laten uitgroeien, mademoiselle, en monsieur Klaas zal zorgen, dat alles in Engeland mooi loopt.... Dan vullen we elkaar prachtig aan.... Ik zal nog veel van U moeten leren, want ik ben nog maar heel kort in dit vak.... een paar weken....’
Verrast keek Willy op.
Een dergelijk geluid had zij niet verwacht.
Willy begon de zaken geheel anders te bekijken. Zij ging er over denken om met monsieur Choit de zaken voort te zetten en te blijven en inderdaad met hem samen de zaken van de firma Duval uit te bouwen en uit te breiden.
Daar zat ook veel aantrekkelijks in.
Zij hoorde de nieuwe firmant aan.
Hij was een goed en aangenaam spreker en hij bleek bezield te zijn van een geestdrift en een idealisme, dat zij bij andere Fransen nog nooit ontmoet had, ook niet bij monsieur Duval, hoewel deze toch een voortreffelijk mens was.
‘Ik kom dezer dagen nog eens terug om de zaken uitvoeriger met U te bespreken!’, beloofde monsieur Choit aan Willy.
Willy bleef achter.
Wat moest zij doen?
Het was net alsof zij een weegschaal voor zich had en de dingen woog:
Ten eerste:
Met monsieur Duparc meegaan en reizen om de wereld en veel kennis en ervaring opdoen.
| |
| |
Ten tweede:
Bij monsieur Choit blijven en de firma Duval groter helpen maken!
Wat trok haar het meeste aan?
Zij begreep, dat zij het zelf zou moeten uitmaken, want dat het kinderachtig zou zijn om haar vader en moeder weer om raad te gaan vragen. Zij was nu werkelijk oud en wijs genoeg geworden om zelf te kunnen beslissen welke vorm haar toekomst zou hebben.
Maar.... zij kon niet tot een besluit komen.
Het ene leek haar prettig!
Maar het andere leek haar ook prettig.
Zij dacht aan het verhaal, dat zij als kind op school geleerd had van het ezeltje, dat honger had en tussen twee heerlijke dingen instond en maar niet wist te kiezen en tenslotte dood ging van de honger!
Nu, zo erg was het met haar gelukkig nog niet!
Doodgaan van de honger was er voor Willy nog niet bij.
Hoe moest zij tot een beslissing komen?
En over enkele dagen zou zij monsieur Duparc mededelen of ze bij hem kwam, ja of neen, en zij had het idee, dat de goede Parijzenaar er reeds op rekende.
Ineens dacht zij aan Klaas.
Die kon niet bij monsieur Duparc in dienst kokom! Dat was een argument om neen te zeggen tegen monsieur Duparc. Zij liet haar landgenoot niet in de steek.
Maar was dat verstandig van haar?
Zij dacht er lang over na.
Misschien niet.
Misschien wel!
Het hinderde haar mateloos, dat zij zo heen en
| |
| |
weer geslingerd werd, dat zij niet tot een besluit kon komen. Zij dacht er zelfs over om de knopen van haar regenmantel te gaan tellen: ja.... neen.... ja.... neen.... ja.... neen....
Maar dat zou al te dol zijn!
Zij moest een weloverwogen besluit nemen en het niet laten afhangen van het toeval.
Jammer, dat Klaas van Dam ook niet bij monsieur Duparc in dienst kon komen. Dan zouden de zaken ineens heel anders liggen!
Dan zou Willy de keus werkelijk niet zo moeilijk vallen.
Zij besloot eens een babbeltje te gaan maken met Klaas. Misschien bracht die haar op nieuwe denkbeelden.
Naar het magazijn kon zij niet gaan, want daar waren ook anderen.
Monsieur Duval had nu ook aan de anderen verteld, dat er een nieuwe eigenaar in de zaak zou komen en monsieur Choit had zich ook voorgesteld aan de mensen in het magazijn.
Willy trof het.
Toen zij alleen zat, kwam Klaas even het kantoor binnen om een faktuur op te zoeken, die hij in het magazijn niet vinden kon, doch die hij dringend nodig had.
Zij zei:
‘Klaas!’
‘Willy!’
‘We hebben over de grote veranderingen, die op til zijn, nog niet lang met elkaar gesproken!’
‘Neen, dat is zo.’
‘Wat denk je er van?’
‘Monsieur Duval heeft gelijk.’
‘Gelijk?’
| |
| |
‘Ja, de man is ziek.... heeft geld genoeg.... waarom zou hij zich dus nog langer uitsloven.... dat heeft geen enkele zin....’
‘Natuurlijk, als je het zo bekijkt,’ moest Willy erkennen.
Klaas hervatte:
‘Die Choit lijkt me een fidele vent!’
‘Dat was monsieur Duval ook.’
‘Natuurlijk. Maar de loop van de geschiedenis kun je toch niet tegenhouden,’ verklaarde Klaas op enigermate diepzinnige wijze.
Willy schoot in de lach.
Hij had dit laatste ook zo plechtig gezegd.
Klaas vertelde:
‘Choit heeft mij toegezegd, dat ik niet alleen Engeland, maar ook Nederland krijg.... hij wil de zaken nog veel meer gaan uitbreiden.... misschien komt Spanje er ook wel bij.... Hij lijkt mij een geweldig ondernemende man te zijn.’
Willy knikte.
‘Mij ook!’
Toch was Klaas een verstandige jongen, die heel goed begreep, dat Keulen en Aken niet op één dag gebouwd waren.
Hij zei:
‘Het zal natuurlijk wel een poosje duren voordat het allemaal zover is. Monsieur Choit heeft me gezegd....’
Hij stopte, als om zijn gedachten te verzamelen. Hij zei liever niet meer dan hij verantwoorden kon, ook niet tegen Willy.
Willy drong aan:
‘Wat zei hij....?’
‘Dat alles langzaam zou gaan. Hij wilde niets overhaast doen.... eerst de kat uit de boom kij- | |
| |
ken.... dat vind ik een gezond standpunt voor een zakenman.... je moet niet vergeten, dat hij zijn geld waagt....’
Willy knikte.
Het klonk haar allemaal heel logisch in de oren.
‘Dus jij vindt het wel leuk om onder de nieuwe patroon te werken?’
Vragend keek zij hem aan.
Maar zo was het nu ook weer niet geheel en al. Het liefst had Klaas gezien, dat de zaken bleven zoals ze waren, maar nu dit onmogelijk was moest hij zich blijmoedig in het onvermijdelijke schikken en de toekomst leek hem met monsieur Choit heus niet zo somber!
‘Och....’
‘Of wil je wat anders?’
Hij trok zijn schouders op.
Wat anders?
Wat bedoelde Willy daarmee?
Hoe moest hij in het overvolle Parijs aan wat anders komen? De mensen hadden er zelf moeite genoeg om behoorlijk werk te krijgen. Onlangs had in één van de dagbladen gestaan, dat er werkloosheid in Frankrijk heerste. Het was nog een wonder, dat men hem en Willy toestond in Parijs te werken.
Ja, dat was werkelijk nog een groot wonder. En naar de mening van Willy kon daar elk ogenblik een einde aan komen.
Zij zei:
‘Ik ga naar de firma Duparc.... misschien tenminste....’
De ogen van Klaas werden dof.
Hij vond dit in het geheel geen aangename boodschap.
Willy weg.
| |
| |
Ja, het had hem al eerder voor de geest gezweefd. Maar hij had er geen aandacht aan geschonken. Eigenlijk had hij niet geloofd in de ernst van een vertrek van Willy van Stralen.
Maar nu bleek het dan toch de waarheid te zijn.
Willy stond voor de keus.
Of een reis om de wereld maken.
Of bij de heer Choit in dienst blijven.
Het eerste was natuurlijk mateloos aanlokkelijk voor haar.
Maar ook het tweede had zijn bekoringen.
Van de firma Duval wist zij zo langzamerhand alles af en zij zou er een hele autoriteit kunnen worden. Dat was ook aardig. Van haar jeugd af aan had Willy iemand willen zijn. Zij had in het leven iets wensen te betekenen. Die kans kreeg zij nu bij de nieuwe firmant van het bedrijf.
Ach, wat was het allemaal verschrikkelijk moeilijk en Willy begreep heel goed, dat zij dezer dagen tot een definitief en onherroepelijk besluit zou moeten komen.
|
|