| |
| |
| |
Stijfkopje maakt veel mee
| |
| |
Hoofdstuk I.
Willy staat voor een moeilijke keus.
Monsieur Duval was op reis naar Marseille om daar zijn zaken te behartigen!
En Klaas van Dam zat in Londen voor het aanknopen van nieuwe relaties.
De zaken van de Parijse firma met Engeland gingen boven verwachting goed.
Het was haast een wonder.
Maar Klaas had doorgezet en wat hij tussen de tanden had, wilde hij in geen geval meer los laten en dat had hij ook niet gedaan.
De magazijnmeester kondigde een bezoeker aan.
Het bleek monsieur Duparc te zijn.
Monsieur Duparc was een goede vriend van de familie Duval en Willy had hem reeds verscheidene malen ten huize van haar werkgeefster en werkgever ontmoet. Hij was een aardige, bereisde man van ongeveer vijftig jaar en had een dochter en een zoon. Zijn zoon studeerde voor beroepsofficier en zijn dochter was ergens in Spanje op een reisbureau werkzaam.
Monsieur Duparc deed zaken in lederwaren.
Hij zette zich tegenover Willy in de stoel ‘voor de bezoekers’.
Dat was een extra gemakkelijke stoel.
‘Zo,’ zei hij, ‘is mijn goede vriend Duval niet aanwezig?’
| |
| |
Willy schudde het hoofd.
‘Monsieur is in Marseille voor zaken,’ lichtte zij hem beleefd in.
De heer Duparc streek zich eens over zijn knevel en zei:
‘Aha!’
Hij was een aardige man.
Willy mocht hem graag, want hij zat altijd vol grapjes en hij was voor mevrouw Duval en voor haar werkelijk één en al hartelijkheid.
Ineens vroeg monsieur Duparc:
‘Hoelang ben je hier nu al?’
Willy rekende uit:
‘Dertien maanden!’
Zij was er zelf verbaasd over, dat het al zolang was.
In het eerst was het de bedoeling geweest, dat zij een half jaar zou blijven, maar het was steeds langer geworden, omdat het verblijf in Parijs en op het kantoor haar opperbest beviel.
Meneer Duparc herhaalde:
‘Dertien maanden.... dat is een hele tijd....’
Willy knikte.
Zij was het met hem eens.
Het was inderdaad een hele tijd.
En toen sprak de heer Duparc de verrassende woorden tot haar:
‘Ik ga voor mijn zaken een reis om de wereld maken. Ik heb een secretaresse nodig. Zou je niet met me mee willen gaan?’
Een reis om de wereld!
Die woorden moesten elk levenslustig meisje wel als muziek in de oren klinken.
Een reis om de wereld!
Maar....
| |
| |
Monsieur Duparc raadde haar gedachten:
‘Ik weet wat je zeggen wilt!’
Willy knikte.
Haar gedachten waren nog bij het aanbod, dat haar zo even gedaan was en dat afkomstig leek te zijn uit een sprookjesboek.
Een reis om de wereld!
Geen kleinigheid voor een meisje, dat nog nooit iets anders dan een paar steden van haar eigen vaderland en Parijs gezien had!
Een reis om de wereld!
Het was als een schoon lied, zoals destijds het woordje Parijs Willy als een schoon lied in de oren geklonken had.
Monsieur Duparc herhaalde:
‘Ik weet wat je zeggen wilt.... je bent hier en je wilt monsieur Duval niet in de steek laten.... jullie zijn aan elkaar gewend....’
Willy knikte hevig van ja.
Zo was het inderdaad.
Dat was haar bezwaar. Monsieur en madame Duval waren in de loop der maanden haar vrienden geworden, haar Parijse pleegouders als het ware en zij kon hen onmogelijk in de steek laten. Neen, dat ging niet! Dat was uitgesloten!
Maar monsieur Duparc had al zijn kruit nog niet verschoten.
Hij zei:
‘Je weet misschien, dat monsieur Duval uit zaken wil.... zijn gezondheid is niet meer zo goed.... en hij wil stil gaan leven....’
Inderdaad, daar had Willy vaag over horen spreken, maar vastomlijnde plannen daaromtrent kende zij nog in het geheel niet.
| |
| |
Dat zei zij ook:
‘Ik heb er vaag iets over gehoord.’
‘Heeft mijn vriend Duval er nog niet positief met je over gesproken?’
Willy moest even nadenken.
Wat had monsieur Duval ook weer enige weken geleden tegen haar gezegd?
Zij kon het zich niet woordelijk meer herinneren op het ogenblik. Zij spande haar hersens in en toen kwam haar geheugen haar te hulp. Monsieur Duval had zich niet goed gevoeld en toen was de dokter geweest, die hem onderzocht had. De geneesheer had gezegd, dat monsieur Duval het veel rustiger aan moest doen en dat het verreweg het beste was wanneer hij zich geheel uit de zaken terugtrok.
Zo zat het in elkaar.
Maar verder was er, geloofde zij, niet over gesproken.
Wacht eens, madame Duval had nog gezegd, dat zij het toejuichen zou wanneer haar man zijn zaken aan kant deed, want die vergden veel te veel van zijn krachten en zijn gezondheid.
Ja, zo was het inderdaad.
Monsieur Duparc vertelde:
‘Mijn vriend Duval gaat uit zaken.... beslist! Dat eist zijn gezondheid. Het vele reizen, dat hij doen moet is niet goed voor hem.’
Willy hoorde van dit positieve nieuws toch wel even op.
Waarom had de familie Duval haar daar niet eerder over gesproken?
Wanneer de firma opgeheven werd, zou zij zonder betrekking komen.
Erg duidelijk was het haar niet.
En nu de aanbieding van de heer Duparc.
| |
| |
Enorm verleidelijk.
Als monsieur Duval haar de dienst opgezegd had, zou zij er over denken en er in elk geval eerst met haar ouders over spreken.
Zij zei:
‘Monsieur Duval heeft mij niets beslists gezegd!’
‘Dat komt dan nog! Mijn goede vriend Duval heeft zoveel aan zijn hoofd, dat hij het vergeten zal hebben!’
Ja, dat moest bijna wel, hoewel Willy het zich moeilijk voorstellen kon.
Een reis om de wereld.
Het bleef haar door de gedachten spelen.
Het zou prachtig zijn!
En Willy, die zo gek was op verre reizen maken.
Zij wilde meneer Duparc, die een goede vriend van allen was, niet dadelijk weigeren en zei:
‘Mag ik bedenktijd?’
Hij maakte een afwerend gebaar.
Toen zei hij:
‘Zo'n haast is er niet mee!’
Dat verheugde Willy.
Zij kon het dus op haar gemak doen.
Al lang had zij een plan de campagne.
Eerst zou zij open kaart spelen met de heer en mevrouw Duval.
Monsieur Duval kwam overmorgen uit Marseille terug en zij zou onmiddellijk met hem spreken.
En daarna zou zij of naar haar huis gaan, of een brief schrijven.
Ook hield de toekomst van Klaas haar bezig.
Wat moest de jongen beginnen?
Hij had nu een betrekking, waarin hij zich helemaal geven kon.
Zou hij opnieuw op straat komen te staan?
| |
| |
Dat zou verschrikkelijk zijn.
Maar het kon bijna niet.
Zo iets was niets voor de heer Duval.
De dagen gingen traag voorbij.
De fijngevoelige madame Duval merkte heel goed, dat er met haar Nederlandse huisgenote iets bijzonders gaande was, maar zij vroeg aan het meisje niets.
Willy voelde zich inderdaad gejaagd en zenuwachtig. Monsieur Duparc had haar dingen verteld, die haar zeer aan het hart gingen.
De firma weg!
Klaas weg!
Wat moest er van haarzelf worden?
Met monsieur Duparc mee?
Misschien!
Was mijnheer Duval er maar, dan kon zij klare wijn met deze schenken.
Eindelijk was het zover.
Straks zou meneer Duval thuis komen, maar daar wilde Willy niet met hem spreken. Dat moest op het kantoor gebeuren.
Dat zou eerst de volgende ochtend zijn.
Monsieur Duval ging dus zijn zaak opdoeken!
Waar zou zij dan heen gaan?
En Klaas van Dam.
Waarom hadden monsieur en madame haar er niet vastere mededelingen over gedaan?
Al die vragen rezen in haar op.
Pas tegen de ochtend viel ze in een onrustige slaap.
Aan het ontbijt was zij een beetje zwijgzaam.
Madame Duval keek haar onderzoekend aan.
Scheelde het kind iets?
Was ze ziek?
Had ze zich misschien een beetje overwerkt? Haar man had haar gezegd, dat Willy op kantoor erg haar
| |
| |
best gedaan had en dat zij vaak tussen de middag door was blijven werken.
Of zou Willy heimwee hebben naar haar eigen stad en haar ouders?
Daar maakte mevrouw Duval zich echt bezorgd over.
Zij vroeg:
‘Is er iets?’
Willy keek haar aan.
Een ogenblik kwam het in het meisje op om open kaart te spelen.
Maar haar koppige aard kwam weer boven en zij verzette er zich tegen.
Waarom zou zij het doen?
Er was geen enkele reden voor.
Dat zou zij wel met monsieur Duval doen. Die was tenslotte haar directeur en werkgever.
Zij schudde het hoofd en antwoordde op effen toon aan madame:
‘Ik heb niets!’
Het had bepaald niet vriendelijk geklonken.
En dat was madame niet ontgaan.
Wat kon het kind hebben?
Echt vervelend!
En daar kwam nog bij, dat Willy soms zo gesloten kon zijn.
Zou dat een karaktertrek van alle Nederlanders wezen?
De Fransen waren in dit opzicht dan geheel en al anders.
Toen Willy vertrokken was bleef de kwestie madame Duval bezighouden.
Zij vond het erg naar.
Steeds had zij er naar gestreefd, dat Willy zich in haar huis op haar gemak en tevreden zou gevoelen
| |
| |
en daar bleek nu ineens iets aan te zijn gaan haperen.
Zo had zij Willy nog nooit gekend.
Het beste was misschien er eens met haar man over te spreken.
Als Willy eens een weekje extra vacantie kreeg om naar huis te gaan?
Dat zou het kind misschien goed doen.
Zo piekerde madame Duval, die werkelijk een lieve en zorgzame vrouw was, verder.
Haar ochtendbezigheden vlotten niet zo goed als anders.
In gedachten bleef zij het afgemeten gezichtje van haar huisgenote maar voor zich zien! Kortom, het werd voor madame Duval een trieste ochtend en zij wist niet hoe zij de kreukels weer glad zou kunnen plooien.
Ook Willy gevoelde zich die ochtend niet behagelijk op het kantoor.
Zij lachte zelfs niet eens om het grapje, dat Klaas van Dam maakte.
Hij krulde zijn lippen naar voren en zei op komische wijze:
‘Mademoiselle is uit haar hummetje!’
Willy, die nu net niets kon velen, viel snibbig tegen hem uit:
‘Schiet nou maar op!’
Hij bromde:
‘Mooi, ben je pas van de reis terug en de eerste ochtend weer op kantoor en dan word je zo ontvangen! Niets leuk!’
Maar Willy was niet te vermurwen.
Op effen wijze zei zij tegen hem:
‘Er is een hoop werk in het magazijn!’
Het had heel hooghartig uit haar mond geklonken vond Klaas.
| |
| |
Zwijgend draaide hij haar de rug toe en verliet het kantoor.
Toen hij eenmaal weg was, had Willy wel een beetje spijt van haar onaardige gedrag jegens Klaas van Dam, die altijd even vriendelijk tegen haar was en wie het nooit te veel moeite was om een boodschap voor haar te doen.
Zij besloot het weer goed te maken.
Toen hij even binnenkwam om een boek te halen, dat hij nodig had, zei zij:
‘Een sigaret, Klaas?’
Zij hield hem het geopende pakje voor.
Hij schudde het hoofd en antwoordde kort:
‘Dank je!’
Meteen ging hij weer weg.
Het was nog nooit gebeurd, dat Klaas een sigaret van haar geweigerd had. Hij was juist een hartstochtelijke roker. Hij was dus wel heel erg in zijn wiek geschoten.
Beduusd keek Willy hem na.
Zij begreep, dat zij te ver gegaan was.
Dit verbeterde haar stemming ook al niet, maar zoals altijd was het ook hier: het berouw kwam ná de zonde.
Maar Klaas was gelukkig geen haatdragende jongen, zodat Willy hopen mocht, dat alles wel weer spoedig in orde zou komen tussen hen. Met Willy en Klaas ging het op het kantoor heel goed. Er waren nooit moeilijkheden.
Willy en monsieur Duval zaten tegenover elkaar op het kantoor.
‘Zeg het, kind!’
| |
| |
Benieuwd keek monsieur Duval zijn jeugdige secretaresse aan.
Willy stak van wal.
‘Ik heb van monsieur Duparc gehoord, dat U de zaak aan kant zet. Daarom heeft hij mij een betrekking aangeboden!’
Monsieur Duval trok zijn wenkbrauwen op.
‘Zaken aan kant doen? Ja, in de verre toekomst, daar heb ik zelfs met jouzelf weleens over gesproken. Het is niet mijn voornemen om altijd door te blijven ploeteren, maar urgent is het nog in het geheel niet, mademoiselle Willy!’
Willy herademde.
Niet zozeer omdat de zaak nog niet opgeheven werd, maar wel omdat monsieur Duval niets buiten haar om gedaan had. Zij zou het heel onplezierig gevonden hebben, wanneer monsieur Duval op korte termijn zijn zaken aan kant gedaan had, zonder haar daar iets van te vertellen. Op een dergelijke mededeling zou zij toch recht gehad hebben.
De heer Duval ging echter verder:
‘Ik ben niet meer zo gezond en ik ga op de duur wel mijn zaken liquideren. Wanneer je dus met monsieur Duparc mede wilt, dan zou ik je aanraden dit te doen. Het zal een mooie reis voor je worden. De zaken hier worden langzamerhand ingekrompen, zoals je wel gemerkt zult hebben, en ik zou je hier wel kunnen missen. De ergste drukte is achter de rug!’
Het had helemaal niet onvriendelijk geklonken uit de mond van monsieur Duval.
Hij was ook geen onvriendelijke man en waarom zou hij het tegen Willy zijn?
Zij moest zelf uitmaken wat zij in de toekomst wenste te doen.
| |
| |
Willy informeerde:
‘Wat gaat er met Klaas gebeuren?’
Monsieur Duval streek zich eens over de kin en antwoordde toen:
‘Ja, Klaas! Ik doe de zaak natuurlijk over aan een ander. Liquideren, dat ik zoëven zei, is dus eigenlijk niet het juiste woord! Misschien kan hij door mijn opvolger overgenomen worden!’
Deze mededeling stuitte Willy tegen de borst en haar koppige aard kwam boven.
Overgenomen worden?
Een mens nam men toch maar niet over, als een piano of een fiets?
Dat hinderde haar.
Maar zij zei er niets over.
Zij bepaalde zich tot de opmerking:
‘Ik weet niet of Klaas van Dam zich zo maar zal laten overnemen!’
Monsieur Duval keek haar opmerkzaam aan.
Hij had blijkbaar iets gezegd, dat niet geheel in de haak was.
Doch hij was er zich niet van bewust.
Even schudde hij het hoofd en dacht:
‘Wat kunnen de mensen het elkaar toch verschrikkelijk moeilijk in het leven maken!’
Onderwijl bleef het voorstel van monsieur Duparc door het hoofd van Willy spelen.
Een reis om de wereld maken was voor elk meisje een zeer aantrekkelijk aanbod en het lachte haar dan ook buitengewoon toe, en zeker nu er toch mettertijd in het bedrijf van monsieur Duval een opvolger zou komen, met wie zij misschien in het geheel niet zou kunnen opschieten.
Bovendien.... zij liet zich niet overnemen! Het was bij haar geen zaak van koopmanschap. Het
| |
| |
vervelende was, dat Klaas nog steeds boos op haar bleek te zijn en haar zoveel mogelijk uit de weg ging. Vroeger maakten zij nog wel eens een gezellig babbeltje in het Nederlands, doch dat kwam de laatste dagen in het geheel niet meer voor.
Willy begreep heel goed, dat zij er de schuld van was, maar dat wilde zij tegenover Klaas niet bekennen. Daar was zij veel te stijfhoofdig voor.
Het gevolg was, dat er tussen Klaas - die ook een ‘hard hoofd’ hebben kon - en haar een zeer gespannen verhouding begon te ontstaan. Dat speet Willy wel, maar zij deed niets om hem weer de verzoenende hand te reiken en Klaas op zijn beurt dacht er ook niet aan, om tegen Willy de minste te zijn. Hij was altijd goed en vriendelijk voor haar geweest en als een meisje ineens ‘kuren’ kreeg - vond hij - dan had hij daar niets mede te maken.
Wat moest Willy met monsieur Duparc doen?
Die was eigenlijk wel een beetje voorbarig geweest, maar was het hem kwalijk te nemen?
Willy besloot haar ouders om raad te vragen.
Op een middag toen monsieur Duval naar klanten was en wel niet meer op het kantoor zou komen, zette zij een vel blanco papier in haar schrijfmachine en begon de volgende brief te typen:
Lieve vader en moeder.
Ik kom deze keer met een heel bijzondere mededeling, waarvan jullie wel erg zullen ophoren. Monsieur Duval is niet geheel en al gezond meer en gaat zijn bedrijf opruimen. Ik denk verkopen. In elk geval komt er binnen niet al te lange tijd een nieuwe eigenaar. Misschien wil die mij in dienst houden en misschien ook niet. Het kan ook zijn, dat de man mij helemaal niet bevalt en dat ik
| |
| |
niet bij hem werken wil. Over die verkoop van de firma Duval is alles overigens nog een beetje vaag. Ik heb er telkens al uitvoerig met monsieur Duval over willen spreken, maar het is tot heden om een of andere onbegrijpelijke reden nog oppervlakkig gebleven. Nu gaat hij weer naar Bordeaux en blijft daar enkele dagen.
Intussen heb ik een nieuw aanbod gekregen van een monsieur Duparc, een aardige man, die een vriend is van de familie Duval. Hij heeft mij aangeboden om met hem een reis om de wereld te maken. Niet voor ons genoegen, maar voor zijn zaken. Hij handelt in leerwaren. Wat denken jullie ervan? De naam van de firma is Charles Duparc, Rue Jean Jacques Rousseau in Parijs. Misschien kan vader eens naar hem informeren, maar ik geloof, dat alles wel kloppen zal, want monsieur en madame Duval zijn buitengewoon op hem gesteld.
Wat raden jullie me aan?
Hoor ik gauw wat?
Veel liefs
van
Willy.
Ziezo, deze brief was gereed!
Dat was tenminste een heel belangrijk ding. Willy was benieuwd wat haar vader en moeder er op zouden antwoorden. Vermoedelijk zou vader eerst informaties naar de firma Duparc nemen. Daar zou hij ook groot gelijk in hebben. Men gaf zijn dochter maar niet zo op een wereldreis mede met een vreemde meneer!
Willy deed juist de brief dicht, toen Klaas van Dam binnenkwam.
| |
| |
Hij moest een verkoopboek hebben, dat op de lessenaar van meneer Duval lag.
Tussen hem en Willy boterde het nog steeds niet.
Dat vond het meisje erg verdrietig, want ze was bijzonder op Klaas van Dam gesteld.
Zij hier het hoofd op en zag hem zwijgend zoeken wat hij nodig had.
Spontaan zei ze tegen hem:
‘Klaas, zullen we er geen eind eind aan maken?’
‘Waaraan?’
‘Niet aan ons leven!’
Even schaterde Willy.
Toen kwam er ook een glimlach op het gezicht van Klaas.
Hij stak haar de hand toe en zei:
‘We spreken er niet meer over, we zijn weer de beste vrienden!’
Dit vond Willy ook inderdaad de beste oplossing.
Zij begon Klaas te polsen:
‘Heb jij in het magazijn van de magazijnchef iets bijzonders gehoord?’
Hij keek haar verwonderd aan.
‘Iets bijzonders?’
’Ja!’
‘Wat zou dat moeten zijn!’
‘Over de zaak!’
‘Deze zaak?’
‘Ja!’
‘Wat is er dan mee?’
Gespannen keek Klaas haar aan. Willy vroeg zich een ogenblik af of zij wel het recht had er met Klaas over te spreken, maar haar was geen geheimhouding verzocht en zij had bovendien tegen Klaas al te veel losgelaten om nu nog met fatsoen te kunnen terugkrabbelen.
| |
| |
‘Monsieur Duval wil de zaak van de hand doen!’
‘Van de hand doen?’
‘Ja!’
‘Hoe weet je dat?’
Er stond schrik op het gezicht van Klaas te lezen. Hij was zeer gehecht geraakt aan de zaak en deed er zijn werkzaamheden met heel veel genoegen. Wanneer hij nu in het grote en volle Parijs weer zonder baantje zou komen, dan zou hem dat niet aangenaam zijn.
Willy raadde zijn gedachten.
Zij probeerde hem gerust te stellen:
‘Nou ja, nog niet dadelijk gebeurt het! Er zal nog wel een tijdje overheen gaan!’
Klaas was een practische jongen, die verder dacht dan zijn neus lang was.
Hij antwoordde daarom:
‘Nou goed, maar dan hangt het toch boven mijn hoofd! Als je het heel zeker weet, ga ik mijn best doen om iets anders te vinden!’
Daar schrok Willy van.
Zij zei:
‘Loop niet zo hard van stal! Ik moet je toch in vertrouwen iets kunnen vertellen!’
‘Natuurlijk!’
‘We praten er nog wel over,’ zei Willy, die ineens aan het onderhoud graag een eind wilde hebben.
Klaas vertrok naar het magazijn.
En Willy ging haar brief posten.
|
|