| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XVIII.
In het ziekenhuis.
Het terrein van B.S.S. kreeg alras niet ten onrechte den naam van ‘Het Moeras’.
Het gebeurde toch zelden, dat op het B.S.S.-terrein geen plassen of modderkuiltjes waren. Vooral voor het eene doel was het altijd heel erg, daar had gerust een paaltje van de A.N.W.B. mogen staan met de waarschuwing: overdwarsche uitholling!
Dit echter was de zoogenaamde ‘geluksgoal’ van B.S.S.
Vele clubs hebben in den loop der tijden hun roem en geluk meer te danken gehad aan de hun bekende grillen van het terrein om één der doelen dan wel aan hun superioriteit over de tegenstanders.
Zoo een weinig B.S.S. Geen der tegenstanders lukte het den bal door de ‘lagunen’ voor de ‘geluksgoal’ te werken, doch de B.S.S.'ers schenen het vaarwater te kennen.
De wedstrijden tegen B.S.S. werden dan ook algemeen in den Rotterdam schen volksmond gequalificeerd als: polowedstrijden in ‘Het Moeras’.
Het terrein van B.S.S. werd dan ook zelden afgekeurd, het befaamde ‘Moeras’ werd altijd met dichte oogen gekeurd, alleen als de waterstand op
| |
| |
het B.S.S.-veld al te veel boven het toch al onbehoorlijk normaal ging, werd er beraadslaagd.
Dit was met het bezit van Key en Pil het gróóte voordeel van B.S.S.
Is het wonder, dat B.S.S. naar de hoogste sporten op de competitieladder harer afdeeling ging lonken met zulke enorme voordeelen.
Toch zou ze den eerepalm niet krijgen.
Aan alle illusies zou de wedstrijd tegen V.E.K. (Vlug en Krachtig) een einde maken.
V.E.K. was een ernstige concurrente en bestond voor het meerendeel uit adspirant-bootwerkers, welke allen zonder onderscheid het praedicaat ‘krachtig’ waardiger representeerden dan het begrip ‘vlug.’
Het zou een pittige match worden, verklaarden deskundigen onomwonden en Rob had zich dan ook voor die pittige gelegenheid wederom in het bezit gesteld van Pil.
In deze match deed zich dus het merkwaardige geval voor, dat Key en Pil - het dappere broederpaar - beide vleugels beschermden, want Flip speelde linkshalf, terwijl Rob met Pil rechtshalf stond.
Rob was niet zoo'n beste speler en bovendien had hij een gebrek aan zijn oogen, waar de menschen ten onrechte wel eens om lachen en dat voor den betrokken persoon heel lastig is; hij keek namelijk scheel.
Daarom stond hij rechtshalf, een plaats, die volgens rudimentaire begrippen van opstelling der B.S.S.-elftalcommissie ongevaarlijk was en welker bezetting er minder op aan scheen te komen.
Dat zijn zoo somwijlen de eigenaardige opvattingen in de lagere regionen van het rijk van Het Bruine Monster, dat de vleugelhalfs zoo'n beetje voor spek en boonen mee doen.
Het spel van Rob tegen V.E.K. was echter een openbaring.
Niemand begreep het.
| |
| |
Terwijl hij anders altijd out lelde en de goal bij de cornervlag zocht, schoot hij in die match zeldzaam zuiver.
't Was immers te voorzien geweest, dat met Pil - die immers ook scheel was - dit resultaat komen moest, want de resultante van een schelen rechtshalf en een scheelen rechter voetbalschoen is en blijft immers een zuiver schot.
Deze ontdekking maakte natuurlijk den uitslag gewisser en de match pittiger.
De Blauwe Schenen Schoppers althans begonnen met zichzelf verdacht te maken door reeds in den aanvang van den heeten strijd een bootwerker-back een blauwe knie te trappen, 't geen door V.E.K. terstond beantwoord werd met een meer krachtig dan vlug spel.
Wat echter niet verhoedde dat Rob - zoowaar - met een ijselijk zuiver schot over het ‘dalletje’ (zoo heette de ‘overdwarsche uitholling’ voor de geluksgoal ook wel) een dot van een puntje maakte, waartegen de V.E.K.-mannen eenvoudig niet konden protesteeren, omdat ‘afseit’ staan bij deze goal niet mogelijk was, daar de backs verplicht waren achter 't ‘dalletje’ te blijven, terwijl geen der voorwaartsen van de tegenpartij het durfde te doorwaden.
Flip, 't behoeft haast niet gezegd, weerde zich geducht op zijn vleugel. Hij had een boom van een bootwerker tegen zich, die het van 't oogenblik af, waarop Flip zijn superioriteit had laten schitteren, z'n plicht achtte hem met allerlei clandestiene stompen en duwen van den bal te drijven, waarmee hij dan alreeds begon als 't nog niet eens zeker was of de bal wel in Flip's omgeving neer zou ploffen.
Nog een heel aardig en hilariteitelijk voorval speelde zich in den aanvang na het eerste doelpunt af.
Een B.S.S.-supporter wilde van den wedstrijd B.S.S. - V.E.K. spelopnamen maken.
Toen hij dan Flip op een gegeven oogenblik met
| |
| |
den bal zag aanrushen, holde hij achter 't vijandelijke doel en plantte zijn toestel.
Flip naderde, het hoofd van den fotograaf verdween onder den doek.
Flip naderde nog meer, onder den doek zenuwachtig beweeg, de vijandelijke keeper stelde zich in positie.
Dan een schot van Flip, dat door een gril van't noodlot geheel van richting veranderde en den bal boven op het toestel deed ontploffen.
Onmiddellijk daarna verscheen 't hoofd met een bloedneus van onder 't fotografelijk doek en bulkte:
‘Stommerd!’
Een oogenblik was alle vijandschap vergeten en in dat vroolijke oogenblik gedacht Flip aan zijn verstorven roem van ‘Lantaarn-kanon’, toen laaide het vuur weer op.
Allergenoegelijkst werd erin ‘Het Moeras’ geklodderd, de stukken laagveen escorteerden onheilspellend als een eerewacht Het Bruine Monster en klonterden neer op de smettelooze shirts der V.E.K.'ers.
‘Wat een rot terrain,’ riep Flip's tegenstander.
‘Dat zal ik je betaald zetten,’ beet Flip tusschen zijn tanden, want trouw als hij steeds was, had hij nu zijn geheele hart aan B.S.S. en ‘Het Moeras’ verpand.
Weer kwam de bal bij Flip. Hij nam een aanloopje trapte toen listig in den grond en voor de bootwerker zijn eminente dekmethode kon toepassen, had hij een lading laagveen op z'n neus.
| |
| |
Van schrik viel hij achterover en plonste tot algemeene hilariteit onwaardiglijk in een plas, zoodat het water in stralen onder hem uitspoot.
Flip passeerde dus op zijn gemak en even voor de loopgraaf gaf hij ten spijt van de vijandelijke backs den V.E.K.-doelman het nakijken.
‘Twei nul,’ riep 't kleintallig publiek.
‘Hop, B.S.S.!’
De strijd werd verwoeder.
De stukken laagveen escorteerden den bal in vliegenden galop.
Plots een scrimmage op het V.E.K.-doel midden in het ‘dalletje’ waar de bal was blijven steken. Het middentrio van B.S.S.-voorhoede en de backs van V.E.K. begaven zich manmoedig te water (Het Bruine Monster speelde verstoppertje onder den waterspiegel).
Het was een geklitsklats en een gespat van vuil bruin water en moddervlokken, dat hooren en zien je vergingen (het zien dan door met treffende zekerheid snorrende modderplakken) maar B.S.S. was met het terrein van den strijd vertrouwd.
De midvoor hefboomde dus keurig met den punt van zijn schoen den bal op, het zuigende geluid werd door 't gewoel van den strijd niet gemerkt en voor de V.E.K.-achterhoede uitgeklodderd was, lag de bal door middel van Flip in het net achter den onthutsten doelman, die met z'n handen in z'n zak aan den oever van het ‘dalletje’ de hitte van de scrimmage bewonderde.
‘Drie nul.’
‘Hop, B.S.S.!’
‘V.E.K. kan zakkies plakke!’
Toen was het rust en kregen de B.S.S.'ers de positie van de lagunen. Dat vooruitzicht stemde de V.E.K.'ers nog krachtdadiger.
Onnoodig te zeggen, dat het protesten regende, maar de B.S.S.-captain pareerde alles met een:
| |
| |
‘'t Is hier altijd zoo.’
Toen kreeg een kwajongen een geduchte oorvijg, omdat hij aan den V.E.K.-doelwachter durfde vragen:
‘Sèg, speile jullie wit met swarte stippies.’
Na rust wilde V.E.K. per se in strijd met de traditie een poging doen om in de geluksgoal te scoren.
't Bleef natuurlijk bij een poging. 't Geen echter, afgezien van de finale mislukking toch geprezen moest worden in de V.E.K.-lui.
Maar wie kon nu tegen de strategiek van B.S.S. op: één back voor en één achter het ‘dalletje’!
Voorts had de B.S.S.-back vóór het ‘dalletje’ een reuzen taktiek in clandestien haken, zoodat wie de lagunen naderde, veel kans had daarin te storten.
Daar hadden de V.E.K.'ers respect voor en ze schoten dan ook van verre afstanden, die het verzwaarde projectiel niet vermocht af te leggen.
Dan kwam er nog bij, dat de B.S.S.-voorhoede niet stil zaten daar de toegang tot de ‘geluksgoal’ goed door één back bewaakt kon worden, was de middenlinie eigenlijk ook voorhoede geworden en had de V.E.K.-verdediging tegen acht venijnige voorhoedespelers van zich af te bijten.
Daartegen was V.E.K. niet opgewassen.
Temeer nog daar de taktiek van dat venijnige achttal er op gericht was den tegenstander eerst blind te trappen met laagveen om dan langs de oogenwrijvende tegenstanders een listig schot in te zenden.
De methode - wat er ook op afgedongen moge worden - wàs productief.
In minder dan geen tijd kon 't publiek schreeuwen: ‘Seive nul.’
‘B.S.S. wordt kampioen!’
Zoo begon V.E.K. niet alleen verblind door modderkluiten maar ook door woede, te begrijpen,
| |
| |
dat tegen dit spel ook een productiever systeem gesteld moest worden, al was het dan maar met het oog op de spelers en dus begon V.E.K. het spel naar de profetie van het tweede deel van haar naam te forceeren, waarbij het moeilijk ging blijken te onderscheiden, wie nu eigenlijk de Blauwe Schenen Schoppers waren.
Deze methode - vanouds productief - werd dan ook nu met het meeste succes toegepast en weldra was de stand der spelers 9-10 (twee B.S.S.'ers gedecoreerd met een scheentje in de tinten des regenboogs en één der V.E.K.'ers ongeneeselijk blind).
De bootwerker tegenover Flip, die zijn bewakingstrucs met moorddadigen ijver ging toepassen, benutte elke gelegenheid om te pogen Flip te elimineeren, wat niet gemakkelijk ging, mede in verband met de hardheid van den neus van Key, waar de bootwerker meer dan eenmaal gelegenheid had gehad om er eerbied voor te krijgen.
Eindelijk kwam er weer een bal aanklodderen.
De bootwerker stormde in, tegelijk met Flip. De bal was nog wel niet gearriveerd, maar dat hinderde niet, ze trapten toch maar vast. Een geweldig gekletter van beenderen, die met kracht tegen elkaar geslagen werden, werd gehoord, toen klonk een rauwe gil en nog een... beide tegenstanders stortten neer en bleven kermend liggen.
In een ommezien stonden alle spelers om hen heen.
't Liet zich aanzien, dat beiden ernstig getroffen waren.
Eén uit 't publiek holde om een dokter, die spoedig kwam.
Hij onderzocht... keek al ernstiger, dan spreidde de uitslag schrik rondom. Beide spelers hadden een been gebroken.
De match was uit.
***
| |
| |
Twee brancards gereden door agenten verlieten ‘Het Moeras’ en zetten koers naar het Ziekenhuis.
Een brancard (‘brandkarretje’ zeggen ze in Rotterdam) mag zich ten allen tijde in de Rotterdamsche straten verheugen in een ontzettende belangstelling.
Ook nu.
De agenten liepen zwijgend en met dien ambtelijken ernst op het gelaat, die 't publiek moest doen vermoeden, dat zij alleen wisten of de slachtoffers àl dan niet dood waren.
Vóórheneen heele troep menschen (de meesten jongens) die telkens omkeken, bezijden de brancards nieuwsgierigen die onder 't dek poogden te gluren, waardoor ze iets trachtten op te maken omtrent den ernst van 't geval en er achter een onafzienbare menigte philosophen, die zich verdiepten in den graad van 't ongeluk en deszelfs aankleve.
‘Kaik, Jan, ik zie een “poot”!’ wees een schoffie
De menschenmassa naast den wagen ontroerde, ook zij zag een ‘poot’. Het was Key, die even zichtbaar werd.
‘Kaik-t-ie slap hange...’
‘Natuurlijk dout.’
‘Dood,’ deinde het door de menschenzee van philosophen, die nog maar aan stervend toe was.
De ramen der huizen in de straten, die gepasseerd
| |
| |
werden, gingen met geweld hoog op en de brave Rotterdammers, die de wekelijksche rust in hun hemdsmouwen genoten, hingen levensgevaarlijk ver uit de ramen, soms met vrouw en kinderen over zich heen om te informeeren al schreeuwend aan de voorbijgangers, wat er ‘gebuird’ was.
Een enkele welwillende wierp het hoofd achterover en deelde zonder commentaar de conclusie, die zoo juist gemaakt was, mede:
‘Twei dooje.’
Een zucht zoefde dan uite en heel huishouden-uit-'t-raam omlaag, hier en daar werd een jankende fonograaf stop gezet en sommige huisvaders schoten in allerijl in hun jasje om de ‘twei dooje’ de laatste eer te bewijzen.
De stoet groeide dan ook.
Als 't niet zoo pijnlijk ware geweest voor de slachtoffers dan zou hier gevoeglijk kunnen gewaagd worden van den triomftocht van Key door de straten van Rotterdam.
Er ging een golf van hunkering naar iets afgrijselijks door de menigte, toen een andere kwajongen bloed meende te zien druppelen uit den anderen brancard.
Zelfs de agent vergat voor een wijle zijn waardigheid en boog zich voorover teneinde zich te vergewissen.
De straatsteenen werden nauwkeurig bekeken door den stoet van philosophen, maar er was helaas niets te zien.
Intusschen deed een nieuw gerucht als een loopend vuurtje de rondte, en wel naar aanleiding van 't gansch unieke feit, dat twèè brancards achter elkaar reden.
Er gingen weken voorbij zonder, dat men er één zag.
En dan ineens twee...
Daar moèst iets achter zitten.
En een philosoof loste 't geval zeer tot aller tevredenheid op.
| |
| |
Die twee brancards onafscheidelijk achter elkaar moèsten een jongen en een meisje bevatten.
Het verband werd door een anderen filosoof gelegd: moord en zelfmoord.
Brrr ... met afgrijzen keek men naar Key, die daar zoo zielig bungelde en voortaan lichtte men derde verdiepingen juister in:
‘Mourt en selfmourt. Jonge en een maid!’
Op deze basis bouwde men voort. Ras waren er twee partijen: een vóór den jongen en een pro-meid.
‘Wat doene ze ouk zoo jong met maisies,’ klaagde een oud moedertje uit ervaring in de vaste veronderstelling, dat menschen, die zoo iets fataals deden, vooral jong moesten zijn.
‘'t Hèt seiker niet gemagge...’
‘'n Mins heit wat met z'n kinders.’
Zoo kwam het heele geval aan 't Ziekenhuis, waar de griezelende menigte nog een poos bleef naboomen naar alle ramen glurend of soms de zelfmoordenaar niet voor een der vensters zich zou vertoonen.
Veel Rotterdammers zochten den volgenden avond tevergeefs naar een dik gedrukt sensatie-bericht:
MOORD EN ZELFMOORD.
Wel was er een klein berichtje, waarin gemeld werd, dat in het befaamde ‘Moeras’ twee spelers een been gebroken hadden, doch zulks gebeurt Zondagelijks en 't kon dan ook niet in verband staan met de twee ‘brandkarretjes’ achter elkaar.
Het stemde velerwege tot ontevredenheid, dat het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’, dat nòòit zijn lezers oningelicht laat en evenzeer de liefde des Rotterdammers geniet als Sparta, aan dit geval geen kolommen wijdde om de zaak naar behooren uit te pluizen.
Doch alweer een filosoof loste het geheim op:
‘'t Zelle raike lui geweist sain, die 't met sinte gestop hebbe!’
***
| |
| |
De zusters in het Ziekenhuis hebben de gewoonte iederen noviet ter verwelkoming-of de patient 40° dan wel 36° temperatuur heeft doet niet terzake - eens flink af te schrobben en breken met deze gewoonte zelfs niet al kermt het slachtoffer van pijn.
Echter bleek dit alles voor onze twee ‘Moerasspelers’ na de laagveen-match geen overbodige weelde en er mag zelfs aangenomen worden, dat de zusters ook in 't geval, waarin deze beide patiënten tijdens de behandeling zouden sterven, er niet toe hadden kunnen besluiten om den patienten een rustig stervensuur te gunnen.
Flip werd zelfs behandeld door twee zusters. Eén ervan was al aan 't grijzen en maakte eigenwijze opmerkingen tegen de andere, die nog in de leer scheen, met dat gewichtig air dat oudere zusters eigen is en waardoor voor den patiënt moet uitlekken, van hoeveel gewicht die andere zuster wel voor de verpleging is.
Enfin, ieder ras heeft zijn eigenaardigheden. Ook oudere verpleegsters.
‘Zuster Jo, doe die smerige schoenen even weg.’
Waaronder dus Key, die nog nooit één beleediging aan zijn adres vergeven had.
Zuster Jo, een aanminnig zwartje, was blijkbaar niet zoo bang en sloot Key en diens makker in een kast.
Daar bleven ze weken.
En Flip?
In een hagelwit bed lag hij, gereinigd van moerassmetten kaarsrecht op zijn rug, geflankeerd door een man van circa vijftig jaar, die alle voetballers wel kon vergeven en door den V.E.K.-bootwerker, die hier om dezelfde reden lag als hij. Wat een overgang voor Flip, aldoor maar stil liggen.
Nu niet op de V.O.C.-tribune de lievelingsclub aanmoedigen, nu niet om half vijf naar de voetbalsociëteit voor de herstelde glasruit bij Hillen.
Nu niet voetballen in ‘Het Moeras.’
| |
| |
Als Flip aan dat alles dacht, dan zuchtte hij. Dan vertroostte een groote fruitmand vanwege de Redactie hem niet eens.
Een klein lichtpuntje was er in zijn ellende: zuster Jo was erg lief voor hem en bracht hem sportkranten tot groote ergernis van zuster Trees (dat was die zuster van die ‘smerige schoenen’).
Voorts vertelde ze hem van haar verloofde, die ook zoo'n voetbalmaniak was en Flip kon dien verloofde van dat lieve zustertje niet dom noemen.
En dan...
Hij kreeg veel bezoek van thuis.
Mama was iederen dag bij haar jongen en overlaadde hem met alles, wat hij wenschte. Ook papa kwam en 't viel Flip op, dat papa hem nu zoo goed troosten kon en zoo heel, heel anders kon aankijken, dan hij wel ooit gezien had.
En dan Corry, die zoo echt hartelijk was en steeds wat meebracht van ‘hem’. Tenslotte de tweelingen, die de eerste maal met dikke tranen in hun oogen voor z'n ledikant stonden, maar den tweeden keer al probeerden tot groote ergernis van zuster Trees, om glijbaantje op den parketvloer te spelen.
O, ze waren allen zoo lief.
En Flip beloofde zelfs aan Corry voortaan te zwijgen zonder verplichtingen harerzijds over haar diep en heerlijk geheim.
‘Je bent een schat,’ vond Corry en den volgenden keer liet het ‘Kaashoedje’ hem een doos bonbons geven.
Anders was het met zuster Trees. Gedurig geplaagd door jicht kon ze niet veel hebben.
Met den V.E.K.-speler was het ook nog niet geheel en al vrede; ze konden tenminste urenlang kiften over de superioriteit van B.S.S. of V.E.K.
Alleen wanneer de verstokte anti-voetballer er zich tusschen mengde, vormden ze een vast aaneengesloten front ter verdediging van Het Bruine Monster.
| |
| |
Langzamerhand echter mocht Flip gaan loopen en niet zoodra stond hij op zijn beenen of hij begon al tegen alle mogelijke en onmogelijke dingen aan te trappen.
Nu eens had hij een stuk papier opgerold, dan weer trainde hij met een sinaasappel.
Natuurlijk probeerde hij het nu links, daar zijn rechterbeen nog niet intact was.
Op een dag had zuster Jo - 't was kort voor z'n vertrek - die nog al eens iets door de vingers zag hem zijn schoenen gegeven.
Flip duizelde. Zijn geliefde Key in zijn armen na zulk een scheiding.
Even aanpassen!
O, wat een koninklijk gevoel.
Van het kastje van den verstokten anti-voetballer nam hij een sinaasappel weg tot diens ontzettende ergernis.
‘Ligge late, zeg ik je,’ schreeuwde de man.
‘Effe trainen.’
‘En ik zeg, ligge late.’
‘Je krijgt 'm zoo.’
Reeds lag de sinaasappel op penalty-afstand van de deur, die het doel voorstelde.
Flip mikte, een aanloop kon hij natuurlijk niet nemen.
Juist op 't moment, waarop Key den oranjeappel een reuzenpil verkocht, kwam zuster Trees, geplaagd door jicht, brommerig binnen, met het noodlottige gevolg, dat de sinaasappel op haar reukorgaan ontplofte tot verbreking van twee kunsttanden en hilariteit der gansche zaal.
Als een plank viel ze neer en de sinaasappel zonk als een vormeloos hoopje op den grond ineen.
‘Goed gekeept,’ riep de V.E.K. man.
‘Zit niet,’ riep een ander.
Zuster Jo kwam op 't lawaai afrennen en beet zich bijna een stuk van haar tong, maar hielp zuster Trees zusterlijk bij.
| |
| |
Het was voor alle partijen een opluchting, toen Flip wegging.
Van zuster Jo nam hij hartelijk en van zuster Trees een pijnlijk afscheid. Zuster Jo beloofde heel ernstig met haar verloofde in ‘Het Moeras’ te komen kijken naar B.S.S.
Doch Flip zou er zelf niet meer komen. Toen hij goed en wel thuis was hield papa hem ernstig onder 't oog, hoezeer de dokter voor Flip het voetbal afkeurde.
Flip beet zich op de lippen, toen nam hij een kloek besluit en... voetbalde niet meer.
Hij werd lid van V.O.C. en stond voortaan niet meer op de jongenstribune.
Key en Pil werden na rijp beraad aan Rob Rijnders vermaakt.
Daar zijn ze niet lang gebleven, want toen Rob Rijnders volgens z'n vader nergens anders meer voor scheen te deugen, dan voor dat lamme gevoetbal, toen wierp pa Rijnders de schoenen op een goeden avond den een na den ander uit het raam.
Ze zeilden achter elkaar aan op den hoogen hoed van een juist passeerend begrafenis-bedienaar, die naar boven keek, zijn hoed in den vereischten vorm terug bracht en verstandiglijk zijn weg vervolgde, mompelend:
‘'n Schooiersbuurt hier.’
Een glorierijke periode in het leven van Key en Pil was na de scheiding van Flip afgesloten.
En ieder ging zijn eigen weg in het leven, zoo vol aan wisselvalligheden.
|
|