Verschrikt keken de tweelingen de zonderlinge illustratie van hun eerste voetbaloefeningen aan... Eén oogenblik maar.
Want toen hoorden ze iemand snel de trappen afhollen.
Dat gaf hen hun tegenwoordigheid van geest terug en nergens anders heen kunnende vluchten, sloten ze zich maar gauw op in het turfhok.
Daar zaten ze tenminste veilig voor 't oogenblik.
Nog maar even waren ze binnen of de meid kwam den tuin in.
Ze hoorden iemand een gil geven en daarop direct weer naar binnen gaan.
Fritsje waagde het even om het hoekje van de deur te kijken, maar hij trok z'n hoofd ijlings naar binnen, want in de keuken kwam mama aan achter Grietje.
‘Verschrikkelijk,’ hoorden ze mama zeggen.
‘O, mevrouw, daar ligt zoo'n vuile bal,’ zei Grietje.
‘We zijn er bij,’ zei Jantje somber.
‘Stom om dien bal te laten liggen.’
‘Dat hebben die deugnieten 't gedaan,’ concludeerde mevrouw, ‘Grietje zoek ze op, zeg, dat ze onmiddellijk bij me moeten komen.’
‘Jawel, mevrouw.’
Grietje ging zoeken en de tweelingen hoorden nog wel een kwartier lang in huis haar krijschende stem roepen:
‘Jantje en Fritsje, jullie moete bij mama komme!’
‘We gaan niet,’ besloot Fritsje.
‘Neen, we blijven.’
‘Al is het den heelen nacht.’
‘Ik durf nooit meer in huis!’
‘Ik ook niet.’
‘We moeten vast naar een verbeteringsgesticht.’
‘Pa heeft het gisteren nog gezegd.’
Deze conversatie, waaruit tevens blijken kan, dat