| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XV
De zomeravond-competitie.
Er gingen heele veranderingen plaats grijpen in het leven van Flip Terlouw.
Veranderingen, die Flip schier uit zijn vel zouden doen springen van eerlijk gemeende vreugde.
Maar eerst zou er nog een donkere wolk moeten overdrijven.
Een héél, héél donkere.
En die donkere wolk spreidde zich over Flip's leven aan den avond van den 14den juli van dat veel bewogen jaar.
Op dien avond toch, kreeg Flip - of liever diens papa - na uren van smartelijke kwelling tot verbrijzeling van 't laatste sprankje hoop, dat in hem gloorde, zijn rapport franco thuis gestuurd. Onmiskenbaar teeken, dat de eigenaar gekelderd was.
En Flip was, wat men in de betreffende kringen zoo noemt, joviaal gesjeesd.
In 't opzicht van studie was dit jonge mensch vrijwel een ‘antipode’ van Pommy Vleugels, den allereersten baas van Key en Pil.
Flip zag dus met den eersten oogopslag, dat er op dien avond, waarop hij zoo uren aaneen in martelende spanning had gezeten, eigenlijk geen aanleiding was geweest om in spanning, laat staan in verwachtig te verkeeren.
| |
| |
De leeraarvergadering althans, die over Flip's bevordering te beslissen had gehad, had zulks nagelaten, daar een geval met zeven onvoldoendes niet veel tijd voor beslissing vereischte.
De voornoemde donkere wolk had zich dus boven 't hoofd van den ijverigen student in een kort, hevig onweer ontlast, maar een dag later kwam de vreugde.
Toen hij alleen bij z'n papa geroepen werd, zag hij direct, dat het ‘vriendelijk dag’ was.
Papa sprak kort en zakelijk met Flip.
Hij had hem van de H.B.S. afgenomen en nu moest Flip kiezen, wat hij wenschte te worden, timmerman, metselaar, tramman, schoorsteenveger, pennelikker, vuilnisman...
En onder 't opnoemen van al die verlokkelijke betrekkingen, scheen het Flip alsof het onweer van gisteravond nog even dreigde terug te komen.
Doch 't dreef af.
Terstond moest Flip kiezen, want papa Terlouw hield van afhandelen.
Flip durfde z'n eigen ooren niet vertrouwen.
Werden daar de poorten van het paradijs geopend.
‘Mag... ik, pa?’ vroeg hij ongeloovig met schitterende oogen.
‘Ja, maar vlug.’
Toen noemde Flip met één woord zijn lang gekoesterd ideaal en voor zijn oog verrees een Dorado van ongekende heerlijkheden.
‘Journalist, pa!’
‘Hm,’ zei papa.
Flip sloeg zijn vader benauwd gade. Zou hij misschien nog terugkrabbelen?
‘Eh... eh... bij een sportkrant!’ waagde Flip nog.
‘Hm, dat dacht ik wel, jongen, dat voetballen wordt je bederf nog. Ik zal met mijn vriend Deddens spreken over een plaats bij het “Rotterdamsch Nieuwsblad”...’
| |
| |
‘Afdeeling sport,’ waagde Flip nog eens.
‘Dat kan ik niet beloven. Waar je geplaatst wordt zal aan je capaciteiten liggen. Daar hebben jij noch ik over te beslissen. Ik spreek echter den nadrukkelijken wensch uit, dat je in je nieuwe omgeving oplettend, accuraat en trouw zult zijn.’
Hiermede was het onderhoud afgeloopen.
En in September daaraanvolgende kwam Flip inderdaad als leerling-journalist aan het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ en 't is misschien wel overbodig te vertellen, dat hij met alle hem ten dienste staande middelen binnen de perken der bescheidenheid zijn superieuren voor zijn persoon opmerkzaam maakte op de afdeeling sport.
En hij begreep heelemaal niet, waarom ze dan steeds lachten.
Toen hij dan journalist was, gunde hij zichzelf het genot om nog eens een paar maal zijn makkers af te halen van de H.B.S.
En hij verzuimde geen gelegenheid om te laten doorschemeren, hoe fijn hij het vond om voorgoed van het ‘hok’ af te zijn. Vooral wanneer leeraren het groepje passeerden, waarvan Flip natuurlijk het middelpunt was met een manifestante sigaret in zijn mond, dan liet hij zich wel eens extra hard ontvallen:
‘Voor mij bestaan er geen cijfers meer.’
Of.
‘Ik kan nooit meer sjeezen.’
Of
‘'t Is toch zalig om van 't “hok” te zijn.’
Dan lachten de leeraars en Flip meende beslist dat het nijd was, maar 't was echte pret, omdat Flip zoo tevreden was.
En dan...
Zoo deden immers alle teleurgestelde studiosi.
Voor het echter September was, gebeurden er nog dingen in het leven van Flip (en Key en Pil
| |
| |
natuurlijk) die ons noodzaken nog even terug te gaan naar den zomer van dat jaar.
Drie dagen nà die extra-ordinair donkeren dag in Flip's leven, was hij jarig geweest en... Corrie had woord gehouden.
Niet alleen kreeg Flip zijn schoenen terug, doch daarbij de toestemming om weer achter Het Bruine Monster aan te mogen hollen.
Daar bleef het niet bij.
Van papa kreeg hij een fraai wit shirt en een glimmende voetbalbroek. Van mama... een bàl!
Corrie duwde hem een klein pakje in de handen:
‘Van mij... en van Leo.’ Dat laatste fluisterde ze.
Maar toen Flip het openmaakte en een paar heusche voetbalkousen met zwart-witte omslagen ontwaardde, toen liet hij zich in de vreugde van het oogenblik ontglippen:
‘Wàt een reuzenkerel.’
Corrie bezwijmde bijna en kleurde tot in haar collier, ma keek een vraagteeken en pa vroeg:
‘Wie? Wat?’
Het Kaasbolletje hing aan een zijden draad!
Dat riep Flip tot de nuchtere werkelijkheid terug en herinnerde hem de teederheid van 't geheim van Corrie.
‘O, o, Corrie... je bent een reuzenkerel,’ redde Flip zich.
‘Rare aanspraak voor je zus,’ merkte ma aan, maar over het gezicht van den heer Terlouw gleed iets heel vroolijks.
Van dien gelukkigen dag af voetbalde Flip 's morgens, 's middags en 's avonds.
Wat een vooruitzicht: twee volle maanden voetballen en dan sportjournalist, geen thema's, geen cijfers, geen middagen terugkomen en straks als verslaggever naar alle belangrijke ontmoetingen op een fijne plaats in de tribune, zonder je eenige kwartje weekgeld te dokken en later... ja, later misschien verslaggever van internationale ontmoetingen, al die
| |
| |
voetbalgoden zien, die sterren van eerste grootte en dan nog later misschien mee naar een Olympiade in het buitenland...
Flip duizelde bij zoo'n toekomst.
In dezen zomer maakte Flip kennis met den loopjongen van zijns vaders kantoor: Hein Plomp.
En al gauw legde Het Bruine Monster een zeer intiemen band tusschen dit tweetal.
Want Flip was een eenvoudige jongen, die zich nooit er op verhief, dat zijn pa de baas was van Hein Plomp.
En dat vond Hein Plomp zoo iets ‘kedins’ in Flip.
Volgens Flip waren alle voetballers broeders en daar kon geen standverschil, geen werkkring of wat ook een klove tusschen brengen.
Hein Plomp deed dus nogal hoog op in z'n club van zijn nieuwen vriend, Flip Terlouw.
D.A.H.S. (Door alles heen scoren) heette die club.
Zoo kwam het dus, dat Flip al gauw uitgenoodigd werd om eens met D.A.H.S. mee te ‘metsen’, hetgeen geschiedde.
Gewapend met Key en Pil, die keurig opgevet waren, kon het resultaat niet verrassend meer zijn.
Hoe meer de speeltijd verstreek, hoe eerbiediger de D.A.H.S.'ers Flip gingen aankijken.
En direct nà de ‘mets’ werd Flip bij monde van den captain uitgenoodigd om lid van D.A.H.S. te worden en de midvoorplaats te bezetten.
Zoo'n verkapte beroepspeler, die Flip.
Natuurlijk nam Flip het aan.
Zoo'n aanbod is te verleidelijk.
En D.A.H.S. juichte in de aanwinst.
Meer nog, omdat Flip zoo'n chique voetballer was met zulk een up to date uitrusting.
Want D.A.H.S. was maar een Rotterdamsch buurtclubje van eenvoudige jongens.
Doch daar gaf Flip weer niet om. 't Waren joviale boys.
| |
| |
Daar het nu zomer was en de competitie dus stil stond, hadden D.A.H.S. en nog eenige bevriende clubjes een onderlinge zomeravond-competitie gevormd, waarvan een kenmerk was, dat de ‘vriendschap’ der clubs in den regel niet uitblonk in de wedstrijden, die doorgaans nogal ‘zwaar’ waren.
Maar D.A.H.S. scoorde - meestal door middel van Flip - haar naam getrouw door alles heen en stevende al aardig naar het ‘zomeravond-competitie-kampioenschap’, toen de wedstrijd tegen E.V.D.B. (Eerst voetballen dan boksen!!) gespeeld moest worden.
Natuurlijk was de bedoeling van die club niet zoo moorddadig als haar naam wel deed vreezen en wilde deze naam niet meer vertolken dan, dat deze club behalve de voetbalkunst ook nog den onvervalschten ‘knock out’ beoefende.
Nu had men natuurlijk altijd halstarrelingen, die dat tweede deel maar een flauwe smoes vonden en wel degelijk in den naam een dreigement aan het adres van den tegenstander bleven zoeken en er kon bij een E.V.D.B.-wedstrijd dan ook eens geen enkele ‘watje kou’ uitgedeeld worden of 't was: ‘Eirst voetballe, dan boksel zie je wel’.
Dat was natuurlijk onzin: waarom zouden de E.V.D.B.'ers ook onder de andere voetballers eens geen bokstegenstanders mogen zien?
De naam was misschien ook ongelukkig gekozen, maar misschien nog ongelukkiger was het feit, dat 't meerendeel der E.V.D.B.'ers in 't moorddadige bezit was van boksbeugels. Ook al weer niets bijzonders, want iedere Rotterdamsche jongen is vanaf z'n wieg een geboren vechtersbaas en ontwikkelt dat talent gaarne met gebruik van instrumenten.
Maar bij E.V.D.B. werd dit natuurlijk door dien ongeluksnaam als een ongelukkig voorteeken beschouwd.
Vandaar, dat meer ‘nette’ clubs, zooals ‘A.J.’
| |
| |
(Allemaal Jongeheeren), de ‘Young Boys’ (aan dezen naam is een geur van maatschappelijken welstand), de ‘Cercle Rotterdammienne (een heel deftige club, sach!) en D.B.V. (De beschaafde voetballer) nooit of te nimmer tegen E.V.D.B. uit zouden komen.
Zoo kiesch was D.A.H.S. niet.
De ‘Desmakers’ (publiek!) moesten dus op zekeren zomeravond, zij 't dan ook met vreeze en beving tegen de ‘Boksbeugels’ uitkomen.
De wedstrijd begon, zooals alle ‘vriendschappelijke’ wedstrijden beginnen, heusch vriendschappelijk, zoodat de ‘Desmakers’ al aanstonds dachten, dat het tweede deel van dien dreigenden naam der tegenstanders beslist overbodig was.
't Zou hen echter slecht bekomen.
Er was een klosje van Pil's zool afgetrapt en de spijker was overgebleven. Met dien noodlottigen spijker haalde Flip de lange broek (E.V.D.B. speelde slechts gedeeltelijk in costuum) van den midhalf-boksbeugel over een lengte van ongeveer twee decimeter open.
‘Die schooiers hebbe spaikers in d'r zoule,’ kermde de midhalf en met één klap sloeg hij Flip ‘knock out’.
‘3 - 1!’ schreeuwde 't schaarsche publiek (de stand was 3-0 voor D.A.H.S.), maar in de handen van verschillende E.V.D.B.'ers, die al niet meer zoo te spreken waren als in den aanvang, blonken blanke boksbeugels, waarom heel D.A.H.S. intuïtief besloot om beenen te maken een klein eindje nagezet door E.V.B.D'ers tot groote hilariteit van 't publiek.
Vanaf dat oogenblik strooide een grappenmaker ijverig rond, dat D.A.H.S. haar naam veranderd had in E.V.D.H. (Eerst voetballen dan hardloopen).
‘Jullie schaie d'r uit, we telle d'r vaif bai,’ riepen de E.V.D.B.'ers 't vluchtende D.A.H.S.-elftal na,
| |
| |
maar dit scheen in deze eigenmachtige handeling van E.V.D.B. te berusten en zoo spraken dan de ‘Desmakers’ van 3-0 en de ‘Boksbeugels’ van 3-5.
Trouwens ieder protest zou aan de arbitrage van den boksbeugel onderworpen zijn... en daar had D.A.H.S. niet van terug.
Maar verstandig ook.
***
Eenige weken later zou D.A.H.S. een ‘friendly game’ (friedlie keem) spelen tegen D.B.V.
't Was een Juli-dag geweest, als waarop scherpe waarnemers in den loop der tijden musschen hebben zien flauw vallen op den dakrand.
Heel Rotterdam liep te glimmen van ‘transperaasje’.
De asphaltstraten waren zoo zacht als een voetbalveld, dat drie dagen beregend is en zelfs de Rotterdamsche kwajongen liet een rotten citroen achteloos liggen, alsof ook de demon, die hem altijd aanporde om dergelijke remplacanten van voetballen voort te bewegen, in hem op apengapen lag.
En terwijl iedere andere Rotterdammer aan z'n huisdeurtje de verkwikkende avondkoelte in stil en rustig genieten ging zoeken, stond D.A.H.S. volledig opgesteld om op haar terrein even buiten Rotterdam D(e) B(eschaafde) V(oetballers) te ontmoeten welke beschavelingen echter de kat stuurden en 't blijkbaar gewoon vonden, dat bij een dergelijke tropische hitte zelfs in de avonduren een wedstrijd automatisch verviel.
Daar stond D.A.H.S. dus.
Den volgenden dag kreeg de secretaris van D(e) B(eschaafde) V(oetballers) een brief van Hein (secretaris van D.A.H.S.), die altijd veel minder moeite had om een bal te verwerken dan om een officieelen brief te schrijven:
| |
| |
Rotterdam, 3 Aug. jaartal postmerk.
Aan de keptain van D.B.V.
As dat onze club Uwes kennis geef, dat D.B.V. wegens niet opkommen met 5 - o w.n.o. reglementer verlore heef.
Na ontvangst van dit ambtelijk schrijven heeft D.B.V. nooit meer tegen D.A.H.S. willen spelen.
De ‘Desmakers’ besloten dus bij gebrek aan tegenstanders dien avond zichzelf niet te onderwerpen aan een zweetoefenpartij, maar een ‘potje te zwemmen’ in een sloot niet ver van het terrein.
Rotterdammers zijn ten allen tijde geneigd om overal te zwemmen al staat er zelfs maar een kubieke meter water met eendenkroos of modder.
In minder dan geen tijd stond 't heele elftal dus in Adamscostuum.
Zwembroeken droegen alle ‘Desmakers’ voorzoover zij gezegend waren met een voetbalbroek of 't geen daarvoor dienen moest.
En dat wel sedert 't noodlottige ongeluk eens ‘Desmakers’, wiens te strak gespannen voetbalbroek tijdens een spannende zomeravond-ontmoeting publiek gebarsten was.
En de anderen waagden een intiem kleedingstuk aan de gevaren der moddersloot.
Het leek er dus nu veel op of E.V.D.H. nu weer veranderd was en ditmaal in E.V.D.Z. (Eerst voetballen dan zwemmen).
Intusschen beviel den ‘Desmakers’ de beoefening van dezen anderen tak van sport uitnemend en ze dolden door de moddersloot, dat het kroos in hun haren spatte, totdat...
Totdat hun onschuldig vermaak gestoord werd door
| |
| |
twee ‘smerissen’ op de fiets, die voor hun neus stonden voor ze er erg in hadden.
‘Wat mot dat,’ riep de dikste van de twee.
‘Zwemme,’ riepen ze terug.
‘Je weet toch, dat dat verbooje is,’ riep de dikke vervaarlijk rollend met z'n oogen, ‘kom d'r uit, we motte je bekeure.’
Daar hadden de ‘Desmakers’ weinig puf in en ze snelden zonder meer naar hun goed om het te redden en er vandoor te gaan, zoo noodig nog vlugger als voor E.V.D.B.
Ja, ja, E.V.D.H. bestònd nog!
De dikke zag het, wierp z'n fiets ijlings in 't gras, en nam een aanloop. Hij stootte echter te vroeg af met het noodlottige gevolg, dat hij tot aan z'n hals in de sloot zakte.
Het was een komisch gezicht dien agent met z'n rollende oogen boven 't watervlak te zien uitsteken.
Z'n oogen rolden als over 't water.
Hij was er natuurlijk gauw uit, maar ontoonbaar was hij.
Weldra stond hij aan den overkant zich afschuddend als een poedel, terwijl het naakte D.A.H.S. aan den haal ging, echter met achterlating van de kleeren van een drietal hunner, waaronder 't ‘zwikkie’ van Flip en Hein.
Er was natuurlijk geen denken aan voor de agenten om de watervlugge E.V.D.H.'ers in te halen, en daarom koelden zij hun wraak aan de kleeren, die ze meenamen.
De dikke ging druipend tusschen de twee fietsen in en de andere ‘smeris’ had z'n armen vol kleeren.
Onderuit bengelden Key en Pil. Het was de tweede keer, dat ze opgebracht werden.
Wat een voetbalschoen al niet beleven kan!
't Was natuurlijk een stel, dat veel bekijks kreeg van de voorbijgangers en al gauw vroeg een geesteling aan den eene:
| |
| |
‘Zoo, ga je manufacturieren?’
De dikke bepaalde zich er toe het kijklustige publiek te verwenschen met het ontzettende gerol van z'n ontzettende oogen.
‘Die dikke heit gezwomme,’ riep een kwajongen.
‘'t Is ook zoo warm,’ vond een ander.
‘'t Is niet, hij heit gedoke naar salamanders.’
‘Weit je wel, dat zwemme verbooje is?’
‘Schraif je aige nou is op.’
Deze en dergelijke uitroepen werden den dikke naar 't hoofd geworpen en de andere had 't niet makkelijker.
‘Baas, je laat een broekspaip valle.’
‘Baas, je veiters hange uit je schoene.’
Ze zeiden maar niets en gingen moedig voort tusschen het opdringende publiek tot ze veilig de wijk konden nemen in een posthuis.
Intusschen zat het elftal van D.A.H.S. niet weinig in de war.
Op een weiland werd krijgsraad gehouden, waarin besloten werd, dat de acht gelukkigen, wier kleeren niet ‘gestolen’ waren, zich ten spoedigste zouden aankleeden en een ander pak kleeren zouden gaan halen bij de verschillende ouders.
Het ongelukkige klaverblad wachtte dus.
Wachten duurt altoos lang.
Het duurde op dezen ongeluksavond héél héél lang.
Blijkens dit lange wachten moesten de diverse ouders niet zoo gauw bereid zijn om andere kleeren mee te geven en moest er veel overredingskracht toe noodig zijn, wat de achterblijvers niet moedvol stemde over de ontvangst, die hen straks wachtte.
't Begon al te donkeren en de achterblijvers, die toch begonnen te bibberen, besloten een eindje te loopen.
Hun onschuldige wandeling strekte zich uit in de richting van een niet verafgelegen boerderijtje.
De boer zou juist nog een luchtje scheppen, toen
| |
| |
hij de drie naakte ‘Desmakers’ op z'n hofstedeke zag afkomen.
Nu was hij niet bijgeloovig, maar zooiets... en zijns ondanks bleef zijn kort stompje pijp onbeweeglijk tusschen zijn verbleekende lippen geklemd.
Hij wreef z'n oogen nog eens uit, neen, hij zag goed en hij verdween vlugger in huis, dan men van een boertje, die op z'n gemak een luchtje wil gaan, scheppen verwachten kon.
Den volgenden dag verspreidden de couranten gaarne het bericht, dat even buiten Rotterdam in den omtrek van de boerderij van Theunissen eenige naaktloopers gezien waren, 't geen een zeer drukken ‘trek’ naar de buurt van Theunissen tengevolge had, daar de Rotterdammers uit alle rangen en standen deze twintigste-eeuwsche phenomenen ook wel eens van aangezicht tot aangezicht zouden willen ontmoeten, niet anders dan van dit soort wondermenschen gelezen hebbende als zich wel eens vertoonende in de prairiën van Gelderland of de Gooische bosschen.
En waar de Rotterdammers nu in de gelegenheid gesteld werden om deze curiositeiten gratis en zonder verre reizen te zien, daar is het te verklaren, dat boer Theunissen zich door meer dan gewone belangstelling overstelpt zag.
Reeds dacht Theunissen er aan om - vooral in
| |
| |
deze warme dagen - een paar tafeltjes en stoeltjes buiten te gaan zetten om naast 't gewone bedrijf nog een weinig winstgevend te theetuinen, toen de couranten tot hun spijt moesten berichten, dat de naaktloopers zich niet meer vertoonden en zich waarschijnlijk naar de barre oorden, zooeven genoemd, hadden teruggetrokken.
Toen nam de belangstelling zeer sterk af en de boerderij van Theunissen lag weer even eenzaam op de grenzen der groote handelsstad als weleer, maar hoewel boer Theunissen er geen zaken mee had kunnen maken, zoo had hij de blijde zekerheid dat hij alleen van al die duizende Rotterdammers, heusche naaktloopers gezien had.
De naaktloopers echter, die onkundig bleven van het feit, dat zij aanleiding gegeven hadden tot de berichten der dagbladen en er achteraf spijt van hadden, dat zij dien avond niet beter uit hun oogen gekeken hadden, daar ze volgens 't zeggen hunner vrienden, de naaktloopers wel op hun teenen hadden kunnen trappen, zoo dicht als ze in hun omgeving moesten geweest zijn, waren dien avond dolblij toen D.A.H.S. eindelijk weer voltallig was en zij hun kleeren konden aantrekken.
Want 't was toch wel een beetje erg bibberig geworden, vooral ook door dat gevoel van onzekerheid.
Eén papa was halsstarrig blijven weigeren kleeren mede te geven.
‘Al had ik ze, dan kreeg hij ze nog niet.’
Er had dus niets anders opgezeten dan de milddadige aanbieding van een paar vrienden in dank te aanvaarden en zich met de meest verschillende kleedingstukken te bedekken. Zoo trok dien avond de stoet naar huis.
Die thuiskomst was niet bij allen even vredig als zij zich dat gewenscht zouden hebben.
Flip echter werd met de meest zorgvolle moederlijke teederheid binnengehaald.
| |
| |
Ze was blij, dat ze haar jongen weer zag.
Pa wist van 't heele geval niets af.
Toch kwamen de ‘Desmakers’ er niet zonder boete af, want de kleeren moesten teruggehaald worden en de agenten zeiden natuurlijk:
‘Gelijk oversteken, wij de namen, jullie 't goed.’
Die boete viel later wel mee.
Maar Key en Pil waren uit hun gevangenschap verlost en Flip zette ze nog eens extra in 't vet uit liefde.
Nog vele ‘zweetmatches’ werden er dat jaar tegen verschillende vereenigingen gespeeld, alleen E.V.D.B. kwam niet meer op 't program.
Hein Plomp echter kwam dien zomer slechts clandestien uit, daar zijn ouders hem de boete van dien zwemavond maar niet konden vergeven en hun wraak koelden op Het Bruine Monster.
Zoo gaat het vaak in de wereld.
Hoe vaak wordt de wraak van ouders niet gekoeld op onschuldige voetbalschoenen.
Ook hebben de ‘Desmakers’ dien zomer nog veel gezwommen, ook clandestien.
Na Augustus echter spatte D.A.H.S. plotseling uit elkaar, daar de rechtsback en de keeper door andere clubs ‘afgetroggeld’ werden.
Zulks gebeurd meèr in de voetbalwereld.
Toen kwam de klad erin.
Maar Flip zou met z'n vriend Hein dien winter heusch wel voetballen.
Dat blijke later.
|
|