Lotgevallen van een voetbalschoen
(1924)–George van Aalst– Auteursrecht onbekend
[pagina 150]
| |
Hoofdstuk XII.
| |
[pagina 151]
| |
‘Mulo’-spelers moest dienen om hen te trainen in het ‘zuiver schieten’. Dat ‘zuiver schieten’ bestond dan in het kapot jatten van de ruiten dezer lantaarn. Het is een opvatting van trainen, hoewel niet een van de voordeeligste voor de Gemeente, die op zoo'n manier best een extra-subsidie voor Lichamelijke Opvoeding op de gemeentebegrooting mocht gaan uittrekken. Er gingen ten laatste weinig middagen meer voorbij, waarop niet een ruit van de lantaarn bezweek. Iederen dag kon men een gemeente-werkman met een ladder en een nieuwe ruit in de richting van het ‘Mulo-terrein’ zien wandelen. Wie vooral veel glorie oogstte in het ‘zuiver schieten’ was Flip. (Natuurlijk Flip omdat Key en Pil er minstens net zooveel plezier in hadden als hij zelf.) Hij kreeg zulk een benijdenswaardig ‘zuiver’ schot (de lantaarnruit ‘roos’ schieten was het summum van alle ‘zuiverheid’ volgens de deskundigen), dat hij onder de jeugdige voetballers van deze wijk spreekwoordelijk werd en den vleienden bijnaam kreeg van het ‘Lantaarn-kanon’, niet ten onrechte. De wedstrijden van de ‘Mulo’ werden door deze krachtdadige proeven van ‘zuiverheid’ onder de jeugdige Rotterdammers zeer gewild en door hoe langer hoe meer supporters bijgewoond. Het ging die supporters dan niet zoozeer om den wedstrijd of de goaltjes als wel om het feit van den dag: de lantaarn. En wanneer dan de lantaarn weer ingeleld was, dan gingen de jongens met de handen in de broekzakken naar huis nog genoegelijk grinnekend over het schot van den dag. Dit spel kon echter niet lang duren, want de aandacht der autoriteiten viel alras op het verslindend | |
[pagina 152]
| |
aantal ruiten, dat de lantaarn achter het ‘Muloterrein’ consumeerde. De scherpzinnigste speurneuzen der politie ontdekten alras een puntje van den draad, dat tot ont dekking van het gansche euvel zou leiden in het feit, dat het breken van ruiten steeds samenviel met het spelen van de ‘Mulo’. En toen dan de geheele misdadige opzet aan 't licht kwam, toen posteerde men voortaan een agent onder de lantaarn. De jongens waren natuurlijk nieuwsgierig, hoe het nu met de reputatie van het ‘Lantaarn-kanon’ zou gaan in de eerstvolgende dagen. Van nu aan deden de meest opwindende geruchten de rondte onder de jongens van de wijk. Men vertelde hardnekkig, dat Flip, die voor niets stond, de lantaarn, ondanks den agent in zou likken. Men kon hem immers niets maken als hij het ‘per ongeluk’ deed. De eerstvolgende match mocht zich dus in een nog grooter belangstelling der jongens verheugen. Het geval was dan ook te verleidelijk: een heele lantaarn, een voetbal, 't ‘Lantaarn-kanon’ en een agent. De agent stond inderdaad trouw op z'n post. ‘Die staat daar ook levensgevaarlijk als Flip begint,’ grinnikten de jongens en aan de manier, waarop ze dat ‘Flip’ uitspraken kon men wel een beetje merken in hoe hooge eere dit jongmensch binnen en buiten de lijnen van het ‘Mulo-terrein’ stond. ‘Hij liever dan ik,’ meende een ander. ‘Ik ben benieuwd, wat hij 't eerst doet, als hij de lantaarn op z'n helm krijgt.’ Dàt hij de lantaarn op z'n helm zou krijgen, stond vast. Daar twijfelde geen jongen aan. De wedstrijd begon. | |
[pagina 153]
| |
Maar tot de teleurstelling van de hunkerende supporters gebeurde er een heelen tijd niets, totdag na rust Flip van links een venijnig schot schuin over 't doel zond, dat ontplofte op den helm van den agent. De dader c.s. wilde natuurlijk oogenblikkelijk aan den haal gaan, maar de jongens riepen: ‘Niet wegloopen.’ ‘'t Is per ongeluk.’ ‘Wat kun je er aan doen.’ ‘Dat moet-ie maar niet zoo gevaarlijk gaan staan.’ Flip weifelde nog even, maar de agent, die inderdaad begreep dat hij Flip niet van misdadig opzet kon beschuldigen, onthield zich van een arrestatie en volstond met een: ‘Voortaan beter uit je ooge kijke, begrepe.’ Flip had het begrepen en hoewel het publiek hunkerde naar een tweede incident, zoo liet Flip het wijselijk daar niet op aankomen, hoe verleidelijk de knipoogjes ook waren, die men hem vanaf de lijntjes toewierp. Toch ging het jeugdige publiek dien middag tevreden naar huis en in 't voorbijgaan lachten ze heel slim tegen den agent. Voor Flip had deze gebeurtenis kwade gevolgen. Het jonge mensch werd overmoedig. En dat is een kwaad ding. Aan iedereen, die 't maar hooren wilde, verkondigde hij luidkeels: ‘Woensdag gaat-ie in!’ Dat was je wat. Onder de jongens is geen pers. Maar sneller dan een persbericht deed het gerucht de rondte onder de jongens van het Westen. Ja, zelfs waren er op den bewusten Woensdagmiddag jongens van het Oosten en Noorden opgekomen om het Rotterdamsche phenomeen ‘'t Lantaarn-kanon’ te zien triumfeeren over een gehaten smeris. | |
[pagina 154]
| |
't Zou tegen de ‘Driejarige’ gaan. Maar dat gaf niet waar 't tegen ging, als 't maar door den lantaarn ging. Tegen dezen Woensdag waren velen schuttingen in het Westen beklad met de volgende reclame in krijt: M.U.L.O. - DRIEJARIGE Een Rotterdamsche jongen heeft nu eenmaal te veel haat aan een agent om geen getuige te willen zijn van een gebeurtenis, waarbij een ‘smeris’ aan het kortste eind zou trekken. En dus was het vol op het ‘Mulo-terrein.’ Van de H.B.S. was een flink contingent toeschouwers geleverd door de lagere klassen. De armelui's school stond bijna compleet om het ‘Mulo-terrein’ geschaard, tuk op deze gratis-voorstelling. Jopie Derxen's papa was aan een bioscoop verbonden en joop had tegen z'n pa gezegd, dat er een schoone gelegenheid was om in het Westen dien middag iets fraais op te nemen. Papa had gelachen, maar 's middags drentelde er toch een filmer in den omtrek van het ‘Mulo-terrein’ en hij zette z'n toestel na eenige weifeling in de richting van de beroemde lantaarn. De agent, die als altijd trouw onder de lantaarn stond, begreep niets van die meer dan groote belang- | |
[pagina 155]
| |
stelling en toen die filmman op het terrein verscheen, snapte hij er nog minder van. ‘Zeker een groote mets,’ zei hij tegen een echt schoffie. ‘En òf,’ gnuifde 't schoffie. En 't feit, dat de spelers zoo netjes gekleed waren, versterkte den man nog meer in z'n meening. De ‘Mulo’ speelde in horizontaal rood-zwart gestreepte yerseys met zwarte broek, terwijl de ‘Driejarige’ in een blauw shirt met witte broek speelde, behalve de keeper, die had een witte trui met witte broek. Flip, die nog steeds tobde met loondrukkingen van zijns vaders kant, had geen moeite gehad eenuitrusting te leenen en toen men hem op 't veld herkende in z'n fraai costuum, werd hij levendig toegejuicht. Ook tijdens de match had Flip geen gebrek aan bijvalsbetuigingen. ‘Kaik-'t-ie 'm neppe.’ ‘Wat een pit.’ ‘Gaif 'm een doffie.’ ‘Vergeit de adootGa naar voetnoot1)) niet.’ De bijvalsbetuigingen van 't laatste soort herinnerden Flip gedurende den ganschen wedstrijd ondubbelzinnig aan z'n misdadige voornemens. Na rust moest het gebeuren, want dan ging Flip op den lantaarn spelen. De nauwlettende toeschouwer zou toen èn bij 't publiek èn bij het ‘Lantaarn-kanon’ lichtelijk kenteekenen van zenuwen bespeurd hebben. 't Was dan ook zoo in-gewichtig met dat filmtoestel en dien argeloozen smeris. Maar Flip was van plan, het kostte wat het wilde, hedenmiddag den lantaarn in te jatten, dat meende hij aan z'n ongeschonden voetbalreputatie verplicht te zijn. En dan dat filmtoestel... | |
[pagina 156]
| |
Kon hij dien man tevergeefs... Toch stelde Flip almaar uit en de tijd verstreek. Het werd onrustig onder 't publiek. Daar maakte één der ‘Driejarigen’ hands in het strafschopgebied. ‘Hens,’ schreeuwden de jongens. Er kwam beweging onder 't publiek. De filmman stond op z'n post. Het lot was Flip gunstig. De aanmoedigingen maakten hem dronken van overmoed. Hij plaatste zich achter den bal. De Rotterdamsche jongens knepen in de handen en fluisterden: ‘Kedin, nou komt-ie.’ De agent stond... argeloos. Als-ie nu maar niet juist wegging. Menige angstige blik ging in z'n richting. Maar hij stond als geplakt onder den lantaarn. Flip beet zich op de lippen - 't ‘Lantaarnkanon’ was iets bleeker dan anders! - toen nam hij een kort aanloopje... gaf een puntiel... en... rinkeldekingking... vliegensvlug keerde Flip zich om en smeerde 'm... een regen van glasscherven viel op den helm... het filmtoestel werkte koortsachtig... Eerst was het ademloos stil geweest onder 't publiek, toen barstte er een ongekend vreugdegeschrei los. ‘Roos,’ riep er één boven allen uit. Direct daarop ontstond er groote verwarring op het ‘Mulo-terrein’. De twee elftallen stoven met het publiek op de vlucht. Broederlijk vluchtte ‘Driejarige’ naast ‘Mulo'er’, H.B.S.'er naast armiet voor den dreigenden helm, die zich vlug verplaatste. Maar Flip had vlug z'n kleeren te pakken en liet den Hermandad z'n hielen zien; er was natuurlijk | |
[pagina 157]
| |
geen denken aan voor den agent om 't ‘Lantaarnkanon’ in te halen. Dat was wel jammer voor de film, want dat had een waardig besluit geworden, zoo'n oploopje, waarbij de held van de geschiedenis opgebracht zou worden, de tendenz dat ondeugd gestraft wordt, was dan meteen 't slot. Doch de filmheld voelde op dit oogenblik het allermeest voor veiligheid. De ondeugd scheen zich allerminst om filmtendenzen te bekommeren en liep nog steeds op vrije voeten tot niet geringe ergernis van den agent. Had hij daarvoor de meest wisselvallige weersgesteldheden getrotseerd, getrouw op z'n post staande om tenslotte nog gefopt te worden. Intusschen hielden de hatelijke juichkreten van verre maar niet op: ‘Leve het ‘Lantaarn-kanon’!’ schalde het. De agent zag de hopeloosheid van een arrestatie in en nam z'n toevlucht tot z'n laatste hulpmiddel: de fluit. Dit liet niet na indruk te maken op de jongens, want Rotterdamsche jongens hebben een aangeboren angst voor het fluitje van een agent, meenende dat dan de ontsnapping onmogelijk is, daar op dit gefluit agenten als uit den grond verrijzen en op het sein precies weten, wie van de voorbijgangers ze moeten grijpen. ‘Hij fluit,’ zeiden de jongens ernstig. Dit gevolg hadden ze niet verwacht van de voorstelling. Arm ‘Lantaarn-kanon.’ Het onophoudelijk gefluit gaf Flip echter vleugelen en Key en Pil hielpen wonderdadig mede, geen enkele maal struikelde hij over de klosjes. Langs allerlei bochten en zijstraten wist hij eindelijk ademloos thuis te komen. 't Was een ware uitkomst voor 't ‘Lantaarn- | |
[pagina 158]
| |
kanon’, dat hij veilig en kalm in een hoekje van de huiskamer kon uitblazen, hoewel hij wegens dat tooverfluitje (van zoo'n fluit kon je immers alles verwachten!) nog niet ten eenenmale gerust was over de gevolgen van z'n daad. Telkens kreeg hij angstschokjes als er gebeld werd. En 't liep ook niet zoo goed af, want op inderdaad onbegrijpelijke wijze voor Flip was de politie achter z'n naam gekomen en dientengevolge werd nog dienzelfdenavond de heer Terlouw te spreken gevraagd door een agent, die het dienstmeisje bij z'n komst de stuipen op het lijf joeg. Flip moest op het bureau komen. Dat viel niet mee, maar Pa Terlouw kende in deze geen erbarming voor Flipje en zoo verscheen het ‘Lantaarn-kanon’ met bleek gelaat en bevende knieën des anderen daags voor den commissaris, die een extra-barsch gezicht zette. ‘Dat lamme fluitje ook,’ flitste het door 't brein van Flip. Het fluitje was weer gestegen in het aanzien der jongens. Flip kreeg een schrobeering van den commissaris, waarbij alle vaderlijke standjes en leeraarlijke uitbranders eenvoudig kinderspel waren en die hem | |
[pagina 159]
| |
voor goed allen lust benam om ‘zuiver’ te schieten of voor ‘Lantaarn-kanon’ te spelen. Het ‘Lantaarn-kanon’ hield dus op te bestaan. En de ‘Mulo’ moest weer zonder publiek spelen. Er werd nooit meer ‘roos’ geschoten. ***
Een poosje later annonceerden de dagbladen en aanplakbiljetten het volgende bericht, dat de jeugd in het Westen vooral electriseerde: Tot z'n groote verrassing kreeg Flip op een goeden dag een ernstig couvert: Den Weledelen Heer Het bleek twee vrijkaarten voor de Thalia-Bioscoop te bevatten. Nu was het toch jammer, dat hij Doddy niet meer had. | |
[pagina 160]
| |
Dus gunde hij zich nu maar twee middagen 't genot om zichzelf verfilmd te zien. 't Was alles echt, alleen was er aan 't slot een stukje aangehaakt, waarvan Flip zich niet bewust was 't ooit meegemaakt te hebben. Die filmlui wisten overal raad op. Overigens waren het onvergetelijke middagen voor Flip, die hem geheel en al den geduchten uitbrander van den geduchten commissaris deden vergeten. Onnoodig haast te vermelden, dat ‘Thalia’ vele middagen achtereen uitverkocht was en dat het ‘Lantaarn-kanon’ weken aaneen geprolongeerd werd wegens enorm succes. |
|