bij komen, wanneer hij net een doelpunt voor de thuisclub heeft geannuleerd, want dan broeit daar altijd onraad) kreeg hij een rotte tomaat op het oog, die aldaar ontplofte tot niet geringe hilariteit.
‘Die zit dan toch zeker,’ riep men.
't Was niet te ontkennen, noch te annuleeren!
De scheidsrechter trachtte zoo goed en zoo kwaad als het ging z'n gelaat van de smetten dezer ontploffing te bevrijden en tevens z'n kalmte te bewaren (scheidsrechters zijn de meest kalme wezens nà de lammeren), toen er achter op z'n hoofd, waar vele haren desertie hadden bedreven, nog iets kledderigs ontplofte.
Nòg begaf 's mans geduld hem niet.
Als een martelaar voor z'n beginsel voor het niet toegekende doelpunt stond hij daar, nu met z'n zakdoek de bijtende sinaasappelsappen van tusschen de oasen zijns bols wegvegend.
Alsof 't niet genoeg, ook niet geestig genoeg was, ontplofte thans ten derde male nu op 't gezonde oog een andere tomaat, en werd meteen z'n neus getroffen door een peukje sigaar.
Dat is zelfs voor een arbiter met Job's geduld te veel.
Hij floot driemaal, staakte den wedstrijd en koos het pad des hazen tentwaarts, nu ineens woedend nagejoeld door 't zoo even nog grinnekend publiek; een regen van allerhande projectielen volgde in zijn richting.
De sterke arm moest er aan te pas komen en zoo eindigde de wedstrijd R.F.C. - Concordia.
Eigenlijk vanaf dien middag dagteekent de diepe eerbied en innige vriendschap van Key voor referee's.
Volgens hem hadden scheidsrechters vóór alle andere soorten menschen recht op huisordes, lintjes, kransen, buitenlandsche ordes zelfs, gratificaties, kransen, vleiende peroraties, pensioenen van vorstelijke grootheid enz. enz.