| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk IX.
Een gecostumeerde wedstrijd.
Het spreekt vanzelf, dat de vreugde in het Spartaansche kamp uitbundig was en er gingen dan ook vele stemmen op om deze overwinning, waaraan Sparta zoo'n groot aandeel had, op waardige wijze te vieren.
Bij den eerstvolgenden wedstrijd werd op initiatief van den dubbeltjes-rang een grootsche hulde bereid aan de vier Spartaansche internationaals. In een reuzenkrans werden ze temidden van heel het elftal gekiekt.
Toen begreep het bestuur van Sparta op zijn beurt, dat het ook los moest komen, en het besloot de overwinning te vieren met een gecostumeerden wedstrijd, waarbij alle Rotterdamsche jongens vrij toegang zouden hebben. Dat vonden de Rotterdamsche jongens ‘emmes’ en ‘kedin’ en zoo trokken ze dan op den bewusten Zaterdagmiddag in heele drommen naar het Sparta-veld en gingen tot dicht achter de goals zitten. Alleen op de tribunes hadden ze geen toegang.
De gecostumeerde wedstrijd werd aangekondigd als:
SPARTA - EUROPA.
| |
| |
Of de jongens nieuwsgierig waren naar deze zonderlinge ontmoeting!
Huug (dus Key en Pil natuurlijk) zouden dien middag ook meespelen en zoo kwamen ze dien middag op het terrein tot groote verbazing van de Rotterdamsche jeugd aan de voeten van den geleerduitzienden oud-Hollandschen Hugo Grotius, die een oud-Hollandschen pruik, een pofbroek en lange kousen droeg en op z'n hoofd 'n miniatuur-kist deed prijken.
Hij was de eerste, die op het veld kwam, spoedig volgde heel Sparta en daarna ook Europa.
Het was natuurlijk één en al vroolijkheid langs de lijnen bij het zien van al die eigenaardige voetballers.
Doch eerst toen de elftallen zich gingen opstellen konden de jongens de bedoeling een beetje beter begrijpen, want tot dusver hadden ze allen maar kris-kras door elkaar geloopen.
In het doel van Sparta ging Fortuna - de geluksvrouwe - in hoogst eigen persoon plaats nemen: een lieve, jonge dame met goudblonde vlechten en gekleurde wangetjes met een Mei-tak om het voorhoofd en een paar extra-zware keephandschoenen aan.
De achterhoede van Sparta kon bezwaarlijk ‘stevig’ genoemd worden, want als back's fungeerden een paar luchtige danseresjes met zwierige franjerokjes en onmetelijk lange kousen en met hoedjes op, die tot algemeene hilariteit tijdens de match erg labiel bleken te zijn.
Daar de achterhoede niet zeer stevig was, had men dit euvel verholpen door een paar groote, heusche ‘struikelblokken’ voor het doel te leggen en daar de backs niet zeer ‘pootig’ waren, had men aan de bovenlat een heel elftal tafelpootjes opgehangen.
De middenlinie van Sparta kon beter voor de dag komen, die bestond maar eventjes uit drie ‘bokken’ met afschrikwekkende horens, zoo af- | |
| |
schrikwekkend, dat de heusche Bok, die op de officieele tribune zat, zichzelf niet herkende.
De voorhoede van Sparta had uiterst snelle vleugels, want de links- en rechtsbuitenplaatsen werden door ééndekker-vliegtuigen ingenomen.
Op de midvoorplaats stond natuurlijk Huug de Groot met zijn wel wat vreemd aandoend oud-Hollandsche uitrusting.
Rechtsbinnen speelde een vervaarlijke Roodhuid, met witten vederentooi op 't hoofd, die al gauw zich den naam ‘Winnetou’ verwierf bij de Rotterdamsche jeugd en omdat hij de roode baan van het Sparta-shirt moest voorstellen, stond natuurlijk op de linksbinnenplaats een Eskimo, die den indruk sterk maakte of hij zoo juist een polo-wedstrijd in een kalkput meegemaakt had, om de witte baan te presenteeren.
Tegen dit Spartaansche team stelde zich ‘Europa’ op.
Voor het doel was de keus gevallen op een Noor, een onvervalschte ruwe Vikinger, terwijl ‘achter’ twee zeer beminnelijke Françaises stonden, een backstel, dat ook al niet zeer stevig te noemen was en om dit euvel eenigszins kunstmatig te verhelpen, had men ook weer in de goal de vereischte ‘tafelpooten’ te hulp geroepen, terwijl men van de voor het doel geplaatste ‘struikelblokken’, de noodige wonderen op voetbalgebied verwachtte.
Sint Nicolaas was uit Spanje overgekomen om mid-half te spelen en de ouwe baas had voor deze internationale ontmoeting z'n tabbaard wat opgespeld (De onafscheidelijke ‘Zwarte Piet’ stond met een roettraan op z'n bekoorlijke koonen langs 't lijntje, de elftalcommissie had hem over 't hoofd gezien. Zulks gebeurt in Nederland ook wel eens, maar hij had zijn zak gereed om er spelers in te stoppen, die tijdens den wedstrijd zulke ongerechtigheden zouden begaan, die hen in de ‘Sport’ den naam voetbal- | |
| |
vlegels moest bezorgen; de arbiter kon zich dus veilig achten!)
Een Turk met vuurroode fez en een Duitscher met een record-bierbuik flankeerden den Sint.
In de voorhoede slechts John Bull's.
Vijf woedende, grommende, blaffende, bijtende terriers.
Om van te sidderen.
De referee was een zeer gemoedelijk iemand. Referees zijn over 't algemeen gemoedelijke lobbesen. Deze referee scheen in de burgermaatschappij het ambt van baker uit te oefenen, blijkens haar gezetheid en gebruikelijke muts met keelbanden.
Ze flóót niet, maar kondigde overtredingen aan met een knalpistooltje, waarvan ze zelf steeds 't meest schrok en 't met afgewend gelaat aftrok.
Gelukkig ketste het nog al eens.
Grensrechters waren twee kindermeisjes, die achter een completen kinderwagen met de voorhoede langs de lijntjes meesjouwden. Bij overtredingen zwaaiden ze niet zonder zin voor humor de hen toevertrouwde zuigeling aan één been boven hun hoofddeksel.
De Rotterdamsche jongens glùnderden.
Dàt beloofde wat.
Een wedstrijd tusschen deze twee elftallen.
De wedstrijd ving aan.
Key en Pil hebben nadien hun leven niet meer zoo'n lolligen wedstrijd gespeeld en nooit meer zooveel lachkrampen bij 't publiek geteld.
Het was van 't begin tot het einde - dat vèèl te vroeg werd aangekondigd - één knallende schaterpartij langs de lijnen en uitroepen als: ‘ik stik’,
| |
| |
‘o, m'n buik’, ‘hou op’, waren niet van de lucht af.
Risjes Rotterdamsche voetbal-nufjes bezwijmden in de armen der respectieve vrijers.
Maar de jongens genòten.
Heel de Rotterdamsche schooljeugd sprak nog lang daarna over het groote, gratis Sparta-feest.
Zoo iets kon Sparta alleen.
Alle kluchten uit dien koddigsten aller voetbalwedstrijden te verhalen gaat niet aan. De lezers kunnen en mogen zulks niet eischen van iemand, die slechts een bescheiden talentje heeft.
Geen pen zou trouwens alles kunnen beschrijven.
Een greep hier en daar geve een indruk. De lezer vuile hetzelf in den geest aan.
***
De wedstrijd ving aan met een pistoolschot, nadat het pistool tweemaal geketst had, waarop de ongeduldige baker had geroepen:
‘Wel vertikt nog toe!’
‘Drie hoera's voor “Europa”!’ riep Huug.
‘Three cheers for Sparta’, riep de middelste John Bull, doch 't was hem aan te zien, dat hij heel Sparta liever met huid en haar verslond.
Daarna trapte hij af en de John Bull's stoven als losgebroken bloedhonden op de Spartaansche danseresjes af, die 'm haastig en gillend smeerden - echter volkomen in stijl - de keepster echter hield het schot met behulp van een struikelblok, nadat zij het letterlijk met twee vingers ‘bezworen’ had.
‘Lieve help,’ wischte zich een oud heertje, Sparta-vergoder door-alles-heen (was het Intervieuwer?) 't zweet van 't kruintje, ‘dat ging daar bijna mis.’
Maar de jongens begrepen 't anders en luide moedigden ze de John Bull's aan:
‘Waf-woef! Waf-woef! Kssstsa!’
En toen de danseresjes even later weer op den loop
| |
| |
gingen, slaakte bijna de helft van 't publiek hoog getoonde bakvisschengilletjes ‘O, moeder, een hònd!’
Ten derde male kregen de John Bull's 't monster te pakken:
‘Woef, woef,’ schreeuwden de jongens. (Bok de Korver, de èchte, rolde bijna van de Sparta-tribune).
Maar nu hadden ze buiten den waard gerekend: zegge de bokken-middenlinie, die met gevelde horenen al gemzende ten aanval ging.
Onbedaarlijk gebrul!
‘Au, ik stik.’
‘Kees, ik val flauw!’
‘Wàter!!’
Daar had één van de bokken 't ongeluk om te hard tegen 't woedende snuit van een John Bull te stooten met het onbloedige gevolg, dat hij een gat in diens gelaat stak.
‘Gevaarlijk spel,’ riep één der Sparta-bestuurderen van de tribune af, die met het spel meeleefde als in vroeger dagen met het poppenspel van Jan Klaassen.
De kinderwagens daverden langs de lijnen, de zuigelingen zwaaiden levensgevaarlijk door de lucht, 't pistool ketste herhaaldelijk en toen 't tenslotte afging, viel de baker om, maar had nog net tijd om te schreeuwen:
‘Freekick en een waarschuwing voor Sik.’
De gekwetste John Bull nàm 'm, maar Fortuna tenniste ijskoud 't venijnige schot met een tafelpootweg.
(Lachflauwtes, gejoel.)
En toen even later een andere bok de andere wang van denzelfden John Bull doorboorde, toen buitelde de helft der Rotterdamsche jongens kopje over door 't malsche voorjaarsgras en gierde 't langs de lijnen:
‘2-0 voor de bokken!’
Van dat oogenblik af kreeg de verminkte John Bull van deze vindingrijke jeugd den bijnaam van: ‘Mottige Janus’.
| |
| |
Intusschen ging Huug zich roeren, echter tot niet geringe beweegelijkheid van z'n zonderling hoofddeksel, dat hij met één hand de zoo onontbeerlijke stabiliteit trachtte te verschaffen.
Toen hij op een bal inliep, schoot Winnetou met een welgemikt schot en een menscheneterige grijns, de kist finaal weg, waarop een beestachtig geloei ontstond:
‘Winnetoùoùoù!’
‘Eigen partij,’ brulde Huug.
Maar Winnetou stapte met heusch-Indiaansche kalmte op het hoofddeksel af en gespte den scalp van den blanken man aan z'n gordel, waarop er beweging ontstond op de officieele tribune: twee dames werden flauw weggedragen.
Doch Huug ging zich wreken en even later bracht hij den bal goed op met één der vliegmachines, die echter omgekeerd evenredig snel waren aan hun symboliek. Huug legde den Duitscher in de ‘luren’ (dat heet zóó!), waarop deze een brommend geluid liet hooren, wat 't publiek in een ommezien naäapte (publiek is bij een wedstrijd zeer leerzaam), Sint Nicolaas deed nog een zwakke poging om den oud-Hollander tegen te houden, maar had te veel last van z'n staf, toen gaf Pil den bal een reuzentik, de Françaises vielen pardoes flauw door den luchtdruk en de Vikinger moest visschen.
Het gaf een spontaan gejuich, dat het geliefde Sparta de leiding had (intervieuwer glansde nu van genoegen!) en de John Bull's werden nu bepaald genegerd met hoonend gewoefwaf.
Na den aftrap volgde er een critiek moment voor de Spartanen; ‘Mottige Janus’ schoot keihard tegen een struikelblok, waarop de bal in 't veld terugkaatste, waarop een bok wou ‘headen’, tot vernieling van één zijner horens, waarop de Rotterdamsche jongens natuurlijk in een ommezien weer een naam voor hem bedacht hadden, die in de gegeven omstandigheden
| |
| |
onmogelijk den toestand schilderachtiger en juister kon weergeven: ‘Bokkie Eenhoorn’.
‘Bokkie Eenhoorn’, gaf dan den bal door naar Huug, die een hard, venijnig en listig schot loste, alweer door middel van Pil, ditmaal op den mijter van den goeden Sint.
‘Da's gemeen,’ riep Sinterklaas, toen hij den bomaanslag ontdekte, maar met één brak z'n staf dwars doormidden en kreeg hij een vuile vlek op z'n maagdelijk-blanken tabbaard.
‘Lekker mis,’ stak de oolijke Sint z'n tong uit, terwijl Piet langs de lijn met den gard zwaaide in de richting van Huug, die gevat antwoordde:
‘Ik wilde je van dien staf bevrijden, anders breek je je beenen nog.’
Intusschen liepen de John Bull's gezamenlijk den Eskimo omver, waarop deze - eveneens zeer gevàt - één der terriers bij een poot greep, die in 't volgende oogenblik met moeder aarde kennis maakte, zulks tot algeheele verplettering (in verpletteren zit de stam ‘plat’) voor z'n sieradelijken mopsneus, die nu zelfs een zachtaardig aspect kreeg met min of meer geestige trekken.
En weer had de onuitputtelijke jeugd al een naam gereed.
‘Pannekoek, pannekoek,’ gierde het langs de lijnen.
De kinderwagens renden op gevaar van deraillement af langs de kalklijnen en de zuigelingen werden weer levensgevaarlijk gezwaaid; de baker snelde, voor zoover haar soepjurk zulks veroorloofde, naar de plaats des onheils en schoot haar pistool af in 't oor van den Eskimo, die uit het veld gestuurd werd.
Toen gebeurde er iets, dat nog nooit gebeurd is in een wedstrijd: de Eskimo viel snikkend de(n) referee-baker om den hals en beloofde 't nooit meer te zullen doen, waarop de baker zich manifestant driemaal over 't hart streek en de Eskimo mee mocht blijven spelen.
| |
| |
Daverend applaus begroette deze arbitrale beslissing.
Beslist een geval om van te leeren!
Maar Winnetou kreeg den bal.
‘Oef,’ zei hij en ditmaal mikte hij op de tegenpartij en scalpeerde met een treffend schot den braven Sint, wiens mijter niet lang daarna ook weer aan z'n gordel prijkte.
Zwarte Piet nijdig als een spin, maar Winnetou
trok er zich niets van aan en merkte met Roodhuidengalgenhumor op:
‘Oef. Het blanke opperhoofd, dat Sint Nicolaas heet, moge mij zeggen of het zich opgelucht voelt of niet zonder z'n scalp. Howgh!’
Tijd om te antwoorden was er niet, want de Turk hield een snelle rush, tijdens welk rennetje Winnetou, die plezier in z'n werk scheen te krijgen, hem ijskoud van z'n fez beroofde om hem weer aan z'n gordel te hangen; de Turk rende evenwel door en knalde een fraai doelpunt in 't Spartaansche net, waarop hij echt Mohamedaansch z'n vreugde uitte:
‘Allah il' Allah.’
Het stond nu 1-2 voor Europa en dat was te bar voor den Eskimo, die er dus in z'n eentje vandoor
| |
| |
ging en vlak voor den ‘Bierbuik’ (die naam had de Duitscher al direct ontvangen) aan Huug overgaf.
Nu had deze best gelijk kunnen maken, maar de aanblik van den ‘Bierbuik’ scheen hem subiet van plan te doen veranderen en in 't volgende oogenblik brandde hij dus verraderlijk op 's mans buik los.
Rombeldebòmbòmbòm, ging de ‘Bierbuik’ te keer en de man zette een gezicht alsof hij zeeziek ging worden, terwijl hij kotserig kuchte ‘uche, uche, uche.’
‘D'r zit meziek in,’ gilden de jongens en tot overmaat van vroolijkheid rolde uit het buis van den Duitscher een kinderspeelgoed-trommel.
Onbedaarlijk gelach.
Een dame naast Bok de Korver moest per se weg, anders overleefde ze 't niet, zei ze tegen Bok, die huilde, dat er straaltjes water uit z'n lange knevelpunten liepen. Wat konden die Spartanen 't Rotterdamsche publiek vermaken.
De Eerste Hulpdienst holde van de eene plaats naar de andere. Handen te kort.
Overal verwrongen gezichten.
Overal stik- en snikbewegingen.
Is 't nog noodig te vertellen, dat de ‘Bierbuik’ vanaf dit moment plechtig omgedoopt werd in ‘Muziekbuik’.
In 't volgend oogenblik herstelde Huug z'n fout en maakte eventjes drie doelpunten, 't geen de woede der John Bull's zóó gaande maakte, dat ‘Mottige Janus’ en ‘Jan Pannekoek’ er in prachtig samenspel vandoor gingen en Fortuna finaal in 't net schoten.
Voor dit staaltje der edele voetbalkunst viel één der aanminnige danseresjes den mid-voor John Bull om den hals, die haar echter als een kippenveertje van zich afschudde.
‘Afgewezen,’ gilde een bakvisch.
Maar de onuitputtelijke Rotterdamsche jongens waren origineeler en noemden haar met den stiefnaam van ‘Het Schrikkeljaar’.
| |
| |
Winnetou bleef intusschen dapper scalpen verzamelen en nu prijkte 't hoedje van ‘Het Schrikkeljaar’ alweer aan z'n bevallige Indiaansche lendenen.
Het werd aan weerskanten nu een doelpunten regen, waarvan men den tel kwijt raakte en al de tafelpooten werden uit beide doelen grif weggepild.
Bij een scrimmage op het Europeesche doel omheldse de Eskimo finaal een Française, voor welke euveldaad Winnetou den ijsbeer eenvoudig scalpeerde want de referee zag ‘niks’ (zulks gebeurt meer!) 't geen een gereede aanleiding werd voor 't publiek om den Eskimo voortaan met ‘Ouwe Scharrelaar’ te betitelen.
Eindelijk kwam er een penalty op het Europeesche doel.
Huug zou 'm nemen en Sint Nicolaas, die weinig gepresteerd had tot nu toe, wilde beslist keepen... als hij er tenminste kans voor zou zien.
Met beverige knieën stond de goeie, ouwe Sint in het doel, maar Huug gaf hem geen schijn van kans en schoot Sinterklaas en 't net aan flarden.
Toen had je dien Zwarten Piet eens te keer moeten zien gaan.
Na nog eenig heen en weer getrap, klonken er kort achter elkaar drie pistoolontploffingen van den Baker en de wedstrijd scheen ten einde te zijn, want met trots in haar tred verliet ze het veld. Zeker omdat het pistool ditmaal niet geketst had.
Het publiek drong op: de Baker ging omhoog.
Dat was zeker ook nog nooit gebeurd, dat een referee in triomf weggedragen wordt.
De stand was 13-9 voor Sparta en Huug de Groot kreeg van den immer-vergevensgezinden Sint een krans en de John Bull's moesten van de Rotterdamsche jongens naar oud gebruik ‘zakkies plakke, hi, ha, ho’.
De elftallen verlieten 't veld slechts langzaam en ieder speler op de hem eigen wijze: de bokken
| |
| |
gemsden, de Spartaansche backs dansten welgevallig, Winnetou ging rammelend met z'n scalpen en iets van Indiaanschen trots in z'n gang.
Allen waren deerlijk gehavend, vooral de vliegmachines van de vleugels waren nogal ontredderd.
Natuurlijk omstuwden de Rotterdamsche jongens in groote kluwen de elftallen en 't zouden geen rasechte Rotterdamsche kwajongens geweest zijn, als ze niet eens brutaalweg aan de horens der Bokken of aan de scalpen van Winnetou getrokken hadden.
Als ze niet eens op den herstelden ‘Muziekbuik’ getrommeld hadden en den baard van den Sinterklaas aan een degelijkheids proef van aanhankelijkheid onderworpen hadden.
En dat alles met een gezicht, alsof ze daar volkomen recht op hadden.
Inzonderheid ‘Bokkie Eenhoorn’ had het te kwaad en hij werd nog voor hij veilig en wel 't clublokaal kon bereiken naar 't zeggen der jongens een ‘Steenbok’ doordat één hunner hem met z'n stokje finaal den eenigen hoorn wegsloeg. Kon 't ook anders dan dat hij ten offer moest vallen aan den waarheidszin der Rotterdamsche jeugd?
Maar...
Ze hadden genoten dien middag, zooals ze nog nooit genoten hadden.
't Grootste deel van 't publiek was ‘slap’ van 't lachen.
Bakvisschen hingen nog slap aan den arm van even slappe vrijers en aan menigen snorrebaard parelde nog een niet-weggewischte traan.
Kortom, mede door het toedoen van Key en Pil was deze middag uitnemend geslaagd.
‘Kedin’, ‘emmes’ vonden de jongens het en Sparta werd nog weer meer de lieveling der jongenstribune.
Geef mij de jeugd en ik heb 't volk.
| |
| |
Ziedaar 't groote geheim van de enorme populariteit der Spartaansche Rotterdammers.
Ja, waarlijk, het feest van Sparta was waardig herdacht.
Sparta-wààardig.
Key en Pil-waardig.
|
|