| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII.
Aan internationalen voet.
Daar is een tijd van komen en daar is een tijd van gaan! Daar is een tijd van ontmoeten en een tijd van scheiden.
De scheiding tusschen Pommy en z'n beide beroemde schoenen was niet verre meer!
't Kwam door een stommiteit van Pommy en wel een van zulk een omvang, dat hij wel nooit meer geheel over die ramp in z'n voetballeven zal heengekomen zijn.
't Kwam zoo.
H.B.S. moest in Rotterdam spelen tegen Sparta.
Pommy had er beslist zin in om Sparta dien middag geweldig dwars te zitten, want de Rood-Witten hadden geduchte kampioensaspiraties.
Wat een menschenzee op dat Sparta-terrein!
Voor zooveel publiek had Pommy nog nooit gespeeld.
En wat een jolige pret op den dubbeltjes-rang van Sparta!
Neen, maar dat was een instelling. Onvergeefelijk, dat H.B.S. niet zooiets had voor Haagsche joggies met minimum-salaris.
Pommy maakte alras kennis met voetbalsterren van de eerste grootte, blonde, flinke jongens met een
| |
| |
zeer bijzonderen kijk op voetbalschoenen, die wisten, dat een goede of een slechte voetbalschoen gelijk stond met een overwinning of nederlaag.
Daar had je nu Bok de Korver, den eeuwig jongen aanvoerder van Sparta, die heel de schoppende natie kent uit honderden afbeeldingen in allerlei sportbladen.
En Cas Ruffelse... Huug de Groot... Piet van der Wolk.
Wat een sterren! Een firmament vol, die samen het machtige sterrenbeeld Sparta vormen.
't Was toevallig juist in den glorietijd, dat Pommy met dat sterrenbeeld kennis maakte, en die eerste indruk was dan ook een onvergetelijke.
Pommy krukte dien middag enorm, hij maaide ijskoud over ballen voor open doel heen.
Geen enkelen voorzet benutte hij.
Hij snapte er totaal niets van!
Sparta won natuurlijk met reepjes.
Nog nooit had Pommy zooveel enthousiasme gezien als op die Rotterdamsche tribune. Huug de Groot kon geen bal voor z'n likdoorns krijgen of de heele schaar zong hem toe:
‘Hùùùùùùg!’
Hòòòòp Hùùùùg!’
‘Jààà!’
En dat getoonzet in het geluid van een Indiaansch krijgsgehuil. Voor de Haagsche ‘Kraaien’ om te rillen.
En wat hadden schreeuwers een onafzienbaar eind adem, om zooveel u's zonder te ademen, uit te kunnen ‘hogen’.
Hoe kon Sparta nu met zulk een aanhang verliezen; ze blazen den bal eenvoudig in 't vijandelijk net.
Op Sparta heb je altijd tegenwind, vond Pommy.
‘Huug’ was te dier tijde wel de meest populaire man en hij droeg met eere z'n naam van het ‘Spartakanon’, maar Pommy meende toch, dat zijn schothardheid nog wel opgevoerd zou worden door een
| |
| |
paar schoentjes met extra-neuzen als Key en Pil. Was het de geest van koffiedik of handlijnkunde, die hem deze gedachte ingaf?
Enfin onder 't hoonend gezang van Rotterdams jeugd:
H.B.S. kan zakkies plakke
gingen de elf zwarthemden, alsof ze hun laatste oortje versnoept hadden, de kleedtent binnen.
Bij Pommy inzonderheid stond de barometer op storm en 't eerste, wat hij deed was z'n allerbeste en allertrouwste vrienden, Key en Pil in een hoek trappen.
Dat is altijd het stomste, wat een voetballer doen kan, want z'n voetbalschoenen heeft hij toch altijd weer noodig... en hij liet ze liggen.
Wreede ondankbaarheid of schandelijke nalatigheid?
Dienzelfden middag kon Huug de Groot z'n voetbalschoenen nergens vinden.
‘Zijn ze dat soms?’ vroeg de behulpzame terreinknecht en hij reikte Key en Pil over.
‘Ja, dat zal wel,’ zei Huug zonder naar hen om te zien. Blijkbaar had hij z'n eigen schoenen nooit goed bekeken of Key en Pilt moesten bijzonder veel weg hebben van de zijne, want toen hij ze den eersten keer aantrok, merkte hij alleen, dat ze een weinig krap zaten.
Hetgeen geen wonder geweest zou zijn.
Key en Pil natuurlijk in de wolken! Vooral na de
| |
| |
grove beleediging van Pommy, voor wien ze toch niet meer zouden willen spelen.
En voetbalschoenen hebben geraffineerde middelen om spelers het leven te vergallen! (Zwikken, knellen, spijkers, effect maken, enz.!)
En nu in Sparta... Geen kleine eer om te mogen spelen voor Huug... Sparta en... en de jongenstribune.
Nog even waren Key en Pil bang voor ontdekking, toen Huug, zooals reeds gezegd, ze erg krap bevond:
‘Wel saldrement, wat zijn die schoenen gekrompen,’ zei hij, maar tot hun groote geruststelling voegde hij er direct aan toe: ‘enfin, zooveel te harder kan ik jatten’.
En dat deed-ie!
Want z'n schot nam toe tot een hoogen graad van levensgevaarlijkheid voor alle keepers, die niet uit den weg gingen.
***
Sparta wèrd natuurlijk kampioen en Huug kwam aan den kop van de Westelijke doelschutterslijst.
't Werd een van de gezelligste perioden in het bonte leven van Key en Pil, die Spartaansche tijd, waarin ook de dubbeltjes-rang een groot aandeel had, want 't scheen wel, dat met het schot van Huug het gejuich nog steeds kon groeien.
En hoewel Key en Pil al lang uit ‘Excelsior’ waren, zoo ging het met hen nog steeds Excelsior en 't zou nog hooger gaan, ja zelfs tot aan de bovenste trede van de ladder van voetbalroem.
Al weken vooruit werd er over het groote gebeuren, dat de voetbalwereld te wachten stond, in de tent en op 't veld van Sparta gesproken: de wedstrijd tegen Engeland.
Engeland was nu eenmaal de Goliath onder de voetballende landen en El Dorado voor sportmaniakken.
't Was Nederland nog nooit gelukt om te winnen
| |
| |
en de naam Darlington behoefde slechts genoemd te worden om alle Nederlandsche voetballers rillingen van twaalf graden onder nul met heele regimenten over den rug te jagen.
Zelfs de meest optimiste voetbalmaniakken konden in dien tijd niet gelooven, dat Nederland het tegen Engeland ooit verder zou brengen dan tot een dragelijk figuur, zooals het twee jaren daarvoor in Amsterdam geschiedde, toen Albion met slechts 1 - 0 zegevierde. Onverdiend volgens de Amsterdamsche straatjeugd, omdat Jan Thomée (ook een vent met een uitstekenden kijk op voetbalschoenen) dè kans van den dag verknoeid had door te ver doorgevoerd samenspel.
Hoeveel kansen Engeland niet benut had, telde natuurlijk niet mee. Intusschen ontnam Engeland een jaar later alle illusies aan de Hollandsche optimisten door Nederland met 4 - 0 de tikken te geven.
Zóó stonden de zaken toen de traditioneele match wederom op handen was.
’t Drukst werd natuurlijk besproken de vraag, wie er in het ‘elftal’ uit zouden komen.
De N.E.C. werd toen ook al becritiseerd, dat blijkt. En Key maakte reeds te dien tijde een zeer nuchtere opmerking tot z'n broer Pil, dat hij als 't ongeluk hem eens beschoren ware geweest om mensch te zijn, in ieder geval voor twee functies hartelijk bedankt zou hebben en wel voor scheidsrechter en voorts voor commissaris der N.E.C.
Dan werd hij liever hoekvlag en geen mensch, waarmede Pil het van harte eens was.
Toch deed de N.E.C. ook toen reeds haar uiterste best.
Ze vergaderden druk en rookten druk.
Dien tijd benutten - als nu - allerlei bladen zich om prijsvragen uit te schrijven, hoe het Nederlandsch elftal er uit zou zien.
Haast onnoodig te zeggen, dat op de oplossingen
| |
| |
allerlei grootheden van clubs uit Lutjebroek, Roodeschool, Emmererfschelderveen, Hendrik-Ido-Ambacht e.a. voorkwamen (als altijd) in het eventueel Nederlandsch elftal, als 't vastgesteld zou worden naar de meening van den diepzinnigen inzender. Grootheden, die hun verkiezing alleen dankten, omdat zij plaatselijk in een geur van voetbalprofessionalisme stonden, wegens allerlei legendarische heldenfeiten, als een bovenlat doormidden trappen, twee beenen tegelijk stuk jatten, een bal lek schieten enz., enz. Ieder voetballer weet zulke feiten bij dozijnen te noemen.
Genoeg.
Het Nederlandsch elftal zag er dus bijna precies uit als anders, met die keur van geëikte namen, die 't voetbalhart geruster doen kloppen voor de toekomst.
Maar op het Sparta-terrein was men zichtbaar ontstemd over de niet-verkiezing van Huug de Groot en 't viel Key en Pil bijna even hard tegen als de jongenstribune (die 't liefst heel Sparta afgevaardigd zag), want uit de gesprekken hadden ze met stellige zekerheid de verkiezing van Huug geconcludeerd.
Maar ach, die Nederlandsche elftalcommissie!
Wat keek ze toch weinig naar voetbalschoenen.
Uren lang werd er gestaard op een speler, hoe hij z'n poot zus en zoo oplichtte, maar de schoenen... finaal werden ze genegeerd.
En daar moet toch altijd alles van komen!
De N.E.C. zal van taktiek dienen te veranderen, wil ze ooit blijvend succes gaan boeken.
***
Op den Tweeden Paaschdag van dat onvergetelijke seizoen kwam Huug z'n voetbalschoenen halen en pakte zonder Key en Pil van iets te verwittigen, ze in.
‘Misschien is Huug toch nog invaller,’ dacht Key, die al evengoed over de politiek mee kon spreken als menschen.
| |
| |
Maar 't was anders.
Op 't laatste nippertje had de N.E.C. Huug nog gekozen wegens bedanken van enkele spelers.
En zoo kwamen dus Huug, Key en Pil in het Haagje.
Als Pommy dàt nog eens had kunnen weten!
Het was al vroeg gezellig druk in de straten.
Je hoorde haast evenveel Engelsch als Hollandsch. 't Leek wel of je op H.V.V. was. Maar 't was niet allemaal echt Engelsch, evenmin als op H.V.V., want op dezen grooten dag wilden ook vele Hollanders zich voor Engelschen laten verslijten... omdat een overwinning voor Albion vast stond.
Foei!
Voor de ramen in de winkels hingen portretten en min of meer gephantaseerde, althans aangedikte levensbeschrijvingen van de spelers. Die van Huug ontbrak. En Huug lachte maar.
Key en Pil hadden al bij voorbaat plezier in de vele verbaasde gezichten, wanneer ze zoo plotseling het Spartaansche kanon in stelling zouden zien brengen.
In de trams, waar vele menschen tevreden waren met een paar vingers aan de lus te mogen hangen of een levensgevaarlijke standplaats op de treeplank, werd gesproken over... Holland - Engeland.
In de sigarenwinkels... Holland-Engeland.
In de restaurants... Holland-Engeland.
Overal... Holland-Engeland.
De Rotterdamsche ‘dubbeltjes-tribune’ had complete fiets- en automobieltochten naar 't Haagje in elkaar gezet en geen deelnemer was er, die naast een oranjevlag, geen rood-witte op z'n karretje had en van de vrachtauto's klonk het Sparta-lied:
Rood-Wit gaat nooit verloren.
Alsof het een match van Sparta gold.
En toch wisten die allen niets van de verrassing.
De treinen denderden onophoudelijk van alle
| |
| |
hoeken en uithoeken tusschen de Haags che perrons aan, afgeladen met boeren- en buitenlui.
Heele achterlandsche elftallen trokken door de straten om de prestaties van de oranjehemden te gaan zien.
Tegen tien uur in den morgen stond het al zwart voor de poorten van Houtrust, waar als in een ‘friendly game’ de Engelsche vlag naast het Hollandsche dundoek vroolijk wapperden in den frisschen zeewind.
Hier moest je onder den indruk komen van 't grootsche gebeuren.
Om twaalf uur gingen de poorten wijken voor den aandrang van de zich verdringende menigte.
Bereden agenten moesten de scharen in een ordelijke bedding leiden.
't Stróómde!
Om één uur leek alles al tjokvol.
Over de hoofden kon je loopen. 't Was één gewiemel van een duizendkoppige menigte om 't groene veld.
Muziek hield er de stemming in. Maar die was er toch wel, want ieder werkte mede tot het succes van dit voetbalfeest.
Ook het weer, echt voetbalweer met een vroolijk Oranjezonnetje.
Tusschen één en twee begonnen zoo langzamerhand de autoriteiten te komen.
Het werd een aanhoudend geraas van auto's, die in een eindelooze file op den Kranenburgerweg en de Van Boetzelaerslaan opgesteld stonden.
***
Dààr deint de menschenmassa als een woedende oceaan... het Engelsche volkslied schalt vroolijk over 't veld... een donderend hoera plant zich voort langs de dichte rijen...
Engeland is in 't veld gekomen... Woodward,
| |
| |
Brebner, mompelt men... en reeds dadelijk boezemen die athletische boys de massa ontzag in.
Dan... overstemt een hoera donderend als een in puin stortende stad het oude Wilhelmus: de Oranjetruien zijn óók in 't veld.
Huug kwam kalm achteraan geloopen.
Wat een aanblik ook voor Key en Pil die duizenden en duizenden!
Daar kreeg plotseling één der aanhankelijksten uit den Spartaanschen hoek den laatsten speler in 't oog:
‘Alle mate... das... da's Huug.’
‘Wat Huug?...’
‘Huug?’
‘Huug?’
En meteen scheurde de lucht van Spartaansch geloei. Die goede, oude, trouwe dubbeltjes-rang loeide bijna even hard als de heele, overige kliek.
‘Huug,’ ‘Huug’, ‘Huug’, plantte zich als een vonk voort.
De kijkers werden gericht en ja, 't was waar.
Heusch waar.
Huug de Groot ging mid-voor spelen.
Ach, ach wat voelden Key en Pil zich in den beginne klein tusschen al die beroemde voetbalschoenen van Göbel, Wijnveldt, Jan Vos, Bosschart, de Kesslers e.a.
Het spel begon.
Direct begon de Spartaansche vleugel zich te roeren!
Menschen, menschen wat een trio: Piet van der Wolk, Cas Ruffelse en Huug de Groot.
Aan aanmoedigingen ontbrak het anders den Spartavleugel niet, dank zij de Rotterdammers.
| |
| |
't Ging vlot.
De Engelschen waren anders aalglad en een routine dat die kerels hadden... om van te rillen.
Men zag soms den bal alleen maar op Engelsche voetbalschoenen dansen.
Maar Bok de Korver liet zich zoo maar niet in ‘de luren leggen’ (dubbeltjes-rang!) en was een groot struikelblok voor Woodward, hoe handig deze schitterende speler het ook probeerde.
Achter Bok stond een stel backs, dat onverbiddelijk alles retour zond en in de laatste instantie ranselde Gröbel de onmogelijkste ballen uit het oranje-doel.
Eens wierp hij zich languit voor de voetbalschoenen van Woodward en voorkwam een bijna zeker doelpunt.
Een zucht van verlichting ontsnapte aan de menschenzee en een langgerekt ‘hè’ doorgolfde haar.
Nauwelijks had de Spartaansche vleugel den bal of de Rotterdammers werden dol.
Ieder rekte den hals.
Er ging iets gebeuren.
De Engelsche middenlinie werd door prachtig shortpassing spel doorbroken, toen kwamen de backs opzetten, maar tot zoolang wachtte Huug niet, hij bracht Key in aanslag... een knal... ademlooze stilte... Brebner keek verbaasd achter zich in het net... een gejuich, dat alle kannonnades overtrof...
Holland had de leiding (1-0).
De tribunes schenen te leven.
Een oogenblik vlogen honderden hoeden, stokken, petten, dames- en lefzakdoekjes, bonbonzakjes en meerdere voorwerpen de lucht in.
Oude heeren sloegen vergenoegd gnuivende op hun knieën.
Dat was nog nooit gebeurd, Holland in tien minuten de leiding tegen het groote, groote Albion, Brebner, de vermaarde Engelsche keeper door het
| |
| |
‘Sparta-kanon’ gepasseerd (Huug kreeg natuurlijk weer alleen de eer!)
Een oude heer, die heelemaal z'n bezinning kwijt was, zoende pardoes een wildvreemd meisje naast hem, tweemaal, dat het klapte.
‘'t Is pas 1-0,’ antwoordde 't kind gevat, blozend over deze gansch bijzondere uiting van voetbal-vreugde.
Zoo speelden zich ontroerende en grappige staaltjes af.
In den Rotterdamschen hoek werd de Spartaansche Rood-Witte banier geheschen onder een oorverscheurend Huug-geschreeuw met nu wel honderd u's Wat een longen! Wat een longen!
Nog golfde de vreugde door de lagen van toeschouwers, toen de strijd al weer lang aan den gang was.
De Engelschen gaven 't nog lang niet gewonnen.
Trouwens dat begreep iedereen wel: 't was nog niet gewonnen.
En... dààr durfde men in 't geheel niet aan te denken.
Stel je voor tegen Engeland. Neen, hoogstens doemde voor een ergen optimist de heerlijkheid van een gelijk spel op.
Alleen de Rotterdamsche hoek in z'n geheel wilde niet meer van een nederlaag weten, want Huug werd tot alles in staat geacht.
De strijd golfde verwoed maar eerlijk op en neer.
Brebner en Göbel moesten beiden als Cerberussen op hun hoede zijn.
De Engelsche doelman verloor Key en Pil (want daar kwam het toch van) geen oogenblik meer uit het oog en Huug kon geen been verzetten of ze werden op hun neuzen getikt door een paar Engelschen. Die kerels waren overal tegelijk, 't leken wel allemaal slangenmenschen; ze schenen gewoonweg te weten, waar de bal in iedere volgende seconde terecht zou komen.
| |
| |
't Werd een magnifieke wedstrijd.
De Oranje-mannen lieten zich ook van hun beste zijde kennen.
Wat een back was die Wijnveldt. Met doffe knallen zuiverde hij telkens het terrein en de Engelschen hadden geen schijn van kans.
Even voor rust echter bezweek Göbel voor een onhoudbaren schuiver van Woodward:
Het werd in alle kalmte aanvaard.
‘Zie je wel,’ zeiden de pessimisten.
‘Afwachten,’ meenden de optimisten.
In de pauze werden de kansen druk besproken en alleen de Rotterdamsche afdeeling bleef gelooven in de onfeilbaarheid van het schot van Huug de Groot... dus in de onfeilbaarheid van Key en Pil.
‘Ik ben anders benieuwd, hoe dat duel tusschen De Groot en Brebner af zal loopen,’ zeide een heer tegen een anderen heer.
Maar een dubbeltjes-ranger zich in het gesprek mengende, hielp hem uit den droom:
‘Wel hij schiet 'm tot moes.’
En daarmede was het lot van Brebner beslist!
De wedstrijd begon opnieuw en had ongeveer hetzelfde karakter als van voor de rust met gelijk opgaande partijen.
Prachtig combinatie-spel, afgebroken door 't dof gedreun van het ‘Sparta-kanon’, dat het Engelsche doel meer dan gevaarlijk bestookte.
Onder 't publiek dezelfde, benauwende, spannende stemming en de Rotterdamsche afdeeling in lichtelaaie, wanneer de Spartaansche vleugel zelfs maar naar een bal keek.
Zoo verstreek een groot deel der tweede helft.
De figthing spirit luwde geen oogenblik bij Engelschen noch Hollanders, Key en Pil genòten
| |
| |
dezen middag, hoewel ze nog nooit zoo'n zware match gehad hadden en nog nooit tegen zulke schitterende spelers uitgekomen waren.
't Was in één woord onvergetelijk.
Maar het onvergetelijkste ging nog gebeuren.
Wéér had de Spartaansche vleugel den bal.
Rotterdam op z'n kop!
Weer werd de Engelsche middenlinie gepasseerd.
Huug ging zich prepareeren op een ongekende losbranding, het was ademloos stil... zelfs de Rotterdammers vergaten adem renalen... toen tipte een Engelschman Pil tegen 't achterste klosje en Huug maakte tot aller ontzetting een kuitenflikker.
‘Sorry,’ zei de Engelschman.
‘Op je neus,’ zei Huug en zwaaide met z'n armen door de lucht alsof het een paar molenwieken waren.
Er ontstond een gegil en gefluit, alsof alle locomotieven der Nederlandsche spoorwegen hun stoomlieten ontsnappen en een gekrijsch alsof legioenen kraaien op het Kraaien-veld neerstreken.
Het fluitje van den scheidsrechter werd niet gehoord, maar toen wees hij naar den grond en 't gegil ging over in een Indiaansch vreugdegehuil, alsof de geheele Roode Natie op het oorlogspad was gegaan.
Toen werd het benauwend stil, drukkend als voor een zwaar onweer.
Zes Engelschen stelden zich op voor het doel, het was een haag van witte shirts... Huug plaatste zich
| |
| |
achter den bal... bom... de haag brak... Brebner greep...
Geen pen, die in staat zou zijn de ontroering te schetsen, waarmede dit doelpunt van Pil begroet werd, alle beschrijving is bij voorbaat aangewezen op mislukking.
Er werd niet gebruld (dat eerst veel later) en niet gelachen.
Er werd gesnikt en gehuild.
Voetbalautoriteiten pinkten groote, vierkante voetbaltranen weg, oude heertjes buitelden in elkaars armen, alsof ze vrijer en vrijster waren, bakvisschen staken hun sijpelende neuzen in de lefzakdoekjes hunner verloofden, die veel en hard slikten.
De Rotterdamsche afdeeling zag in haar geheel bleek en eerst na eenige minuten, toen Woodward een venijnigen schuiver in Göbels richting zond, brak er een vreugdegekrijsch los en boven alles uit klonk het Rotterdamsche:
‘Hùùùùùùg!’
‘Die Huug! Die Huug!’ riep men.
‘Wat een keus. Wat een keus!’
‘Leve de N.E.C.!’
En de N.E.C. lachte door haar tranen heen.
't Was nooit gebeurd. Zal het ooit weer geschieden?
Die brave N.E.C.
Een heele zwerm postduiven ging de lucht in, zoodat het scheen alsof er een kleine zonsverduistering was (natuurlijk van de Rotterdammers!) Die gingen al vast het groote nieuws aan de Maasstad vertellen.
Met dit doelpunt was de strijd feitelijk uit. Wel gleed Woodward nog eenige malen als een aal door de Hollandsche middenlinie, maar zijn schitterende aanvallen moesten stranden op het onverbiddelijke backstel.
| |
| |
Toen was Albion geslagen.
De Rotterdamsche dubbeltjes-rang had gelijk gekregen.
Moet nog verhaald worden, dat de couranten kilometers lof wijdden aan de daden van Huug, Key en Pil?
Genoeg.
Alleen zij vermeld, dat een geestige prent in een der sportbladen, John Bull voorstelde, die zeer zuur neerblikte op een netje met twee Paascheitjes, dat Huug de Groot hem in de hand gedrukt had.
De vreugde was alom groot.
Huug was de man.
Natuurlijk, want wie toch wist, dat die overwinning aan de verwisseling van een paar voetbalschoenen te danken was?
Erger, wie zou het gelooven?
Nooit wordt eere gegeven aan wien ze toekomt maar allerminst aan voetbalschoenen.
Maar Key en Pil waren welgemoed.
't Was immers hun overwinning en de duizenden hadden immers hen toegejuicht.
Als die Pommy het eens geweten had!
Zeker zou hij den uitslag van hun overwinning voor de ramen der winkels zien, want daar stond het, reuzengroot:
HOLLAND-ENGELAND 2-1.
En de menschen drukten hun neuzen plat tegen de ramen om het ongelooflijke te zien.
‘'t Zal wel omgekeerd moeten wezen,’ dachten sommigen, ‘enfin, toch nog prachtig.’
Maar 't was goed.
|
|