| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk VI.
Een friendly-game.
H.V.V. - H.B.S.
Ziedaar het opschrift, dat omtrent Nieuwjaar van dat nooit te vergeten voetbaljaar, wederom de voetbalgemoederen van verlangen deed kloppen... als altijd.
Want een wedstrijd van H.V.V. tegen H.B.S. is voor de residentie àltijd een evenement, dat duizenden lokt. Ook al hangt er geen kampioenschap of degradatie van af.
Tot nader begrip der volgende omstandigheden, dient de schrijver mede terwille van den niet-Haagschen kring zijner lezers, mede te deelen, dat er tusschen H.B.S. en H.V.V., bijgenaamd ‘De Leeuw van den Wassenaarschen Weg’ altijd een soort naijver bestaan heeft, die zich, o, wondere speling van 't noodlot, nog al eens uitte, wanneer de beide Haagsche ‘groote mogendheden’ elkaar ‘vriend-schappelijk’ ontmoetten.
Hetgeen echter niet verhindert, dat er zeker ieder jaar één ‘vriendschappelijke ontmoeting’ plaats heeft.
Misschien is het tè gewaagd om te veronderstellen, dat deze ontmoetingen heel politiek zijn uitgevonden door de leiders om de rassenhaat tusschen de
| |
| |
‘Kraaien’ en de ‘Leeuwen’ steeds aan te wakkeren.
Hoe het zij, in een wedstrijd H.B.S. - H.V.V. zetten beide partijen (gelieve dit ook tot het publiek uit te breiden!) hun beste beentje voor, zoodat bij spelers en publiek de temperatuur dan altijd eenige strepen hooger is dan bij de meest spannende competitie-ontmoeting.
Op Nieuwjaarsdag van dat gedenkwaardige jaar, waarin de lotgevallen van Key en Pil zouden geprolongeerd worden tot een hoogen graad van roem, zou dus wederom de gewone ‘vriendschappelijke’ ontmoeting plaats hebben.
Al een uur voor tijd was het H.V.V.-hol uitverkocht en om half drie kwamen de spelers dan ook in een veld, dat geëncadreerd was door een veelkoppige, brullende menigte supporters.
Of er meer ‘Kraai-supporters’ dan wel ‘Leeuwenaanhangers’ waren, was weer evenmin uit te maken als bij vorige wedstrijden.
H.V.V. was ‘au grand complet’. (Dat beteekent voor H.V.V. altijd en alleen, dat de drie Kesslers aanwezig zijn.)
Bij H.B.S. was Pòmmy in de gelederen. Misschien zou H.B.S. eerlang alleen ‘au grand complet’ zijn, als slechts Pommy, Key en Pil aanwezig waren!
Het geloei van de supporters begon al toen de partijen nog maar aan het ‘goalkicken’ waren.
Eerst tijdens den wedstrijd werden de verschillende mikpunten der geestigheden gekozen, zijnde een H.B.S.-katjang, waartegen men niets anders deed dan roepen:
‘Krrr, Katjang.’
Verder een lange, blonde H.V.V.'er met een hooge, wapperende kuif, waaraan hij z'n toenaam ‘Leeuw’ dankte en waartegen men niets anders deed dan brullen en zelfs nog harder, toen hij uitdagend naar 't publiek keek, 't geen een propje
| |
| |
menschen op dien terreinhoek schier deed omvallen van den lach.
Pommy was natuurlijk ‘Pief, paf, poef’ en een H.V.V. er wiens haar de kleur had, die nu eenmaal aan de meeste menschen niet sympathiek is, was het vierde object der generale spotternijen. Hij kreeg den bijnaam van den ‘Rooie’.
In den beginne scheen hij niet te bemerken, dat 't veelvuldig gebruik van 't woord, waarmee de kleur van 's mans haar aangeduid werd, hem compromiteerde maar toen hij dan eenmaal uitvorschend, als in twijfel naar de lijn keek, hielp een opgeschoten jongmensch hem tot groote hilariteit van het overige publiek uit den droom:
‘Ja, jij, Rooie.’
Dat liet geen twijfel over en zelfs de gelaatskleur van den ‘Rooie’ kreeg die onsympathieke kleur.
Zoo is 't Hollandsche publiek. Een voetballer moet aan publieke openhartigheden gewend zijn, anders houdt hij 't niet uit op Neerlands groene velden.
Bij den wedstrijd stil te staan, zou voor degenen, die dergelijke ontmoetingen gezien hebben ‘taai’ kunnen zijn; hij verliep trouwens als elke vriendschappelijke ontmoeting tusschen de ‘Kraaien’ en de ‘Leeuwen’ met vele blauwe schenen en uit 't lood getrapte knieschijven. Tegen 't einde was de stand 8-9 (man dan, de doelpuntenstand was 4-1 voor H.B.S. en de stand tusschen Key en Pil was 2-2, dat leek ten minste meer op een ‘friendly game’).
Het wàs in ieder geval weer een aardige ontmoeting, die de vriendschappelijkheid in aanmerking genomen, zonder incidenten van veel beteekenis verliep.
Het publiek vermaakte zich voornamelijk kostelijk met de vier bovengenoemde en nader gequalificeerde personen.
Toen Pommy door middel van Key na wat heen en weer getrap aan alle onzekerheid een einde maakte en den stand op 2-0 bracht, toen wilde Tonny
| |
| |
hem haken, maar kreeg een vrij duidelijke terechtwijzing uit het publiek:
Mot jij die klèine jonge hake, lange? Pas d'r op of ik zal eens even bij je komme.’
Die ‘klèine jongen’ was Pommy en een H.V.V.-supporter zei duidelijk hoorbaar voor de omstanders, terwijl hij onderzoekend de gespierde Buffalo Billgestalte van Tonny opnam:
‘Nou, die durft óók wat aan.’
Tonny zelf verwaardigde de stem uit het volk met geen blik en zei met een air de dedain tot den H.V.V.-keeper, die natuurlijk een grijze trui aanhad:
‘Shocking, sach.’ (Op H.V.V. wordt steeds een amalgama van voetbal-Hollandsch-Engelschgebezigd).
Daarop wendde de eerstgenoemde H.B.S.-supporter zich tot den H.V.V.-supporter, z'n hoofd strijdlustig ver naar deze overbuigend:
‘Zêe usoms wat, meneer? Ik wil je anders bestje kakement geel-zwart slaan. Je ziet toch, dat dat geen spel is.’
De H.V.V.-supporter, die maatschappelijk eenige treden hooger stond, ging om begrijpelijke redenen niet op 't voorstel in om met de H.V.V.-kleuren gedecoreerd te worden en om alles te vermijden, kneep hij even later stiekum uit, zooals men alleen op een vol voetbalveld onopgemerkt uitknijpen kan, daar hij zich niet langer op die plaats veilig voelde naar hij uit vernietigende blikken concludeerde.
Hij was trouwens geen chauvinist, hij had slechts geestig willen zijn, maar miste de ervaring, dat op een voetbalveld en vooral bij een vriendschappelijke ontmoeting de gemoederen meer prikkelbaar zijn dan in 't gewone leven.
Dat is altijd zoo in woelige tijden: een klein, onschuldig vergrijp wordt al heel gauw gepromoveerd tot hoogverraad.
Op een ‘geladen’ voetbalveld ziet iedere chauvinist in de kleinste grap op zijn club, maar al te gaarne hoogverraad jegens deze.
| |
| |
Enfin, 't incident was afgeloopen! Een heel gewoon iets, dat honderde keeren geschiedt.
Met rust was de stand 3-1 (bij H.V.V. three - one).
Na rust wilde H.V.V. ophalen.
Natuurlijk!
Wie wil er nu niet ophalen, die met 1-3 achterstaat
Maar de ‘Kraaien’ dachten er anders over en wilden de nederlaag van 't vorig jaar gloeiend wreken, waardoor de strijd aan animo slechts winnen kon.
Hetgeen inderdaad geschiedde.
Pommy kwam nu bepaald op dreef, maar de H.V.V.-keeper met de interessante, grijze trui, verdedigde z'n doel met een koelbloedigheid, die de ergernis der H.B.S.'ers en de vreugde der H.V.V.'ers opwekte.
Langzamerhand begonnen de ‘Kraaien’ wat meer ‘op den man’ te spelen (zooals dat technisch heet) en dientengevolge werd Deetje even later ‘gevloerd’, wat een hevig gesis van de H.V.V.-aanhangers en een hatelijk gelach van de H.B.S.-dito's tengevolge had, 't geen natuurlijk precies omgekeerd geweest zou zijn al ware een ‘Kraai’ nog zoo rechtvaardig zoo iets overkomen.
‘Kèk, die lange.....,’ riep iemand, terwijl hij achter dat bijvoeglijk ‘lange’ nog een scheldwoord plaatste, dat meer toepasselijk is op een instrument om den vloer schoon te houden, dan op één der beste voetballers van ons vaderland. Doch voor capaciteit hebben chauvinisten slechts oog als 't in hun club ten toon gespreid wordt.
‘Wie lapt 'm dat?’ riep een ander.
‘Hij beslaat 't halve veld,’ alzoo een derde.
‘'t Lijkt wel een bovenlat,’ liet zich een vierde gelden.
‘Unfair, beslèst unfair,’ luchtte zich een H.V.V.-supporter.
‘Wat sei je, je faor?’ vroeg een Amsterdamsche
| |
| |
neef, die een daagje over was bij een Haagschen neef, H.B.S.-chauvinist.
‘Ik zei, dat dàt oneerlijk spel was, meneer,’ neusvleugeltrilde de H.V.V.'er juist, correct en vertoornd.
Tot eenig antwoord sloeg de Haagsche neef, H.B.S.-maniak hem z'n hoed over de oogen.
Schrik daar niet van lezer, dat zijn staaltjes, die op ieder voetbalveld eenvoudig gebeuren, die eigenlijk de humor zijn der Hollandsche groene velden. Die te verzwijgen zou een belangrijke hiaat geven aan de lotgevallen van 't edel schoenenpaar, welks levensgeschiedenis we in deze regelen als op den voet volgen.
't Spreekt vanzelf, dat door zulke gebeurtenissen, hoewel klein en vaak voorkomend, de stemming binnen en buiten de lijnen er niet beter op werd.
Tot overmaat van ramp maakte de H.V.V.-linksback hands in het strafschopgebied, een euveldaad, die aan den goedmoedigen arbiter ontging, 't geen hem geheel en al in discrediet bracht bij den H.B.S.-aanhang.
‘Hèns!’ schreeuwde een Kraai-gezinde met veel nadruk op de e.
‘'t Is niet!’ schreeuwde een H.V.V.'er terug.
‘Hèns, zeg ik!’ schreeuwde de ‘Kraai’, daarbij blijk gevende dat hij nòg meer nadruk op de e kon leggen.
‘'t Is niet, man,’ kalmeerde de H.V.V.'er.
‘Hèns!’ alzoo de ‘Kraai’, andermaal den recordnadruk op de e verbeterend.
‘'t Is nièt!’
| |
| |
‘'t Is wèl!’
‘'t Is nièt!’
‘'t Is wèl!’
Toen kreeg de H.V.V.'er ineens een pik op z'n neus van den woedenden ‘Kraai’, 't geen aanleiding werd tot een ‘rechtsche’ van den H.V.V.'er op den snavel van den ‘Kraai’.
De strijdbare helden werden door vredelievenden van elkaar gescheurd en gesust... Bij den hoekvlag verscheen dreigend een glimmende helm...
De wedstrijd was intusschen even gestaakt wegens oneenigheid der spelers over 't dubieuse geval, maar nauwelijks hervat moest hij weer gestaakt worden.
Dit kwam zoo.
Toen de scheidsrechter bij den derden rang kwam, hoorde hij van een ‘Kraai’ uit 't publiek, die 't hands-geval niet verkroppen kon, een recensie op z'n leiding, waarmee zelfs een arbiter, die een handsgeval negeert 't niet eens kon zijn.
‘Die schèdsrechter is kippig,’ zei een opgeschoten jongmensch, juist hard genoeg om 't den persoon in kwestie te laten vernemen.
De fluit van den scheidsrechter was bijna in 't zelfde oogenblik aan diens lippen... tuut... tuut... tuut...
‘Nou flut-ie wel,’ opperde een ander.
Er werd gestopt en de scheidsrechter ging manhaftig naar de derde rangs-kalkstreep. Daartoe hoort beslist moed onder zulke omstandigheden, tegen 't einde van een wedstrijd.
‘Wie had hier een opmerking?’ vroeg de arbiter, wien 't echter opmerkelijk goed scheen te doen, dat de ‘helm’ opdook, althans de moed in z'n vertoornd oog werd heuscher.
Geen antwoord.
De recensist kneep stilletjes achter den rug zijner nevenstanders uit en deze (die omstanders altijd) grinnikten ongehinderd, of het ‘Kraaien’, dan wel
| |
| |
‘H.V.V.'ers’ waren den scheidsrechter met breede, domme gezichten uit, want tegen een scheidsrechter is het publiek altijd solidair in z'n verachting.
Eén mompelde tusschen de tanden:
‘Wach maar, strakkies.’
De scheidsrechter begreep, dat dit een rechtstreeksche bedreiging was voor z'n veiligheid na den wedstrijd en liet het dus met een sisser afloopen, terwijl het hem nog gelukte onder den aanblik van den ‘helm’ koelbloedig te vermanen:
‘'t Moet niet meer gebeuren, anders staak ik den wedstrijd.’
De wedstrijd werd hervat.
Langs 't lijntje was men weer één brok belangstelling.
Pommy kreeg een dof in z'n rug.
‘Ssssssssst,’ siste de H.B.S.-partij en een enkeling liet zich zoover door toorn meesleepen, dat hij schold:
‘Leelijke Brìl,’ waaruit de opmerkzame lezer mag opmaken, dat aan 't H.V.V.-mensch geen enkele andere ondeugd te bespeuren was, dan dat hij een bril droeg, 't geen hem in eens bij deze tot verwijt gemaakt werd.
De ‘Bril’ keek als de vermoorde onnoozelheid en grinnikte schaapachtig, trok tenslotte, ten teeken van algeheele onschuld zijn schouders op.
En toch waren er eenige verstokkelingen, die aan z'n schuld blèven gelooven, waaronder door ervaring wijs, de scheidsrechter behoorde, die daardoor ineens weer in de achting der ‘Kraaien’ rees.
‘Brìlll,’ klonk het nog eens, met vervaarlijken nadruk op de i en een woest-aangehouden l, toen werd er een free-kick gegeven tegen den onnoozelen ‘Bril’.
Deetje appelleerde!
‘Goed zoo,’ verkneuterde zich een H.B.S.'er in den vrijen trap.
| |
| |
‘Beslèst ongemeutivèerd, sach,’ vond een H.V.V. 'er op de tribune.
‘Wàt zee u, meneer?’ vroeg een H.B.S.'er met dreigenden nadruk op ieder woord. Hij had den H.V.V.'er gedurende den geheelen wedstrijd al verdacht van sympathieën, die volgens zijn meening, uit den booze waren en scheen nu daaromtrent een zekerheid te hebben, die hem tot het besluit voerde om te toonen, dat dergelijk gevoelens althans in zijn nabijheid niet geduld konden worden.
‘O, ik zei, dat die dòf, absuluut fair was,’ antwoordde de man beleefd.
‘Dan is deze niet vèr, maar raak,’ was 't woedende bescheid en 't dreigement, dat uit 't vorige nadrukkelijke gezegde al gedistileerd kon worden, werd uitgevoerd.
Des H.V.V.'ers oog tintelde hevig en een klein relletje ontstond, dat eindigde met de verwijdering van den H.B.S.'er.
De free-kick was intusschen genomen.
Tegen 't einde kreeg Pommy 't nog eens op z'n heupen en Pil joeg het vierde en laatste doelpunt onder lang-aanhoudend gebrul tusschen de touwen.
Het pleit was beslist; H.B.S. had zich gewroken.
De vreugde in 't H.B.S.-kamp was groot. Ieder uitte dat natuurlijk op de hem eigen manier.
Een gevoelige oude heer, die gemoedelijk om iederen flinken trap gelachen had met een zwaar hahabasgeluid en steeds weer goedig recenseerde: ‘Dat lapt-ie 'm’, pinkte clandestien een traan weg, zoo'n grooten, vierkanten voetbaltraan.
Anderen snoten hun neus.
H.B.S. nufjes praatten en gilden druk en nerveus, veelvuldig gebruik makend van namen als Harry, Pommy, Pierre en andere om hun intimiteit met deze beroemde personages maar uit te laten lekken.
| |
| |
Luidruchtige jongens zongen opgewonden:
H.B.S. gaat nooit verlore.
of
H.V.V. kan zakkies plakke Hi, ha, ho!
En onderwijl hihahoden ze 't publiek in den rug.
Bij den uitgang van H.V.V. was, is en zal gedrang zijn. Dat ligt nu eens niet aan 't publiek, maar aan H.V.V. zelve.
Bij dien - bijna spreekwoordelijken - uitgang, geschiedde het dan, dat één der jongens een draai om z'n ooren kreeg.
Hoe 't toen kwam, is als zooveel aanleidingen tot relletjes niet na te gaan, maar plotseling draaiden zich eenigen van het publiek om en begonnen op de verschrikte aangezichten van hun volgelingen te trommelen, wat deze niet onder zich lieten.
Het gevecht breidde zich uit en zoo gingen de toeschouwers voor een groot deel de poort uit op dezelfde wijze als waarop Dik Trom op den wereld-beroemden ezel staat uitgebeeld.
Hoeden verdwenen, stokken suisden door de lucht, een enkeling kwam in de H.V.V.-sloot terecht (dat gebeurt zonder vechtpartij ook wel eens!) en velen kregen duwen en stompen.
Dat moet men tenslotte over hebben voor een friendly game.
Op 't smalle pad werd de strijd gemoedelijk voortgezet en eerst op de verbreeding van den Wassenaarschen Weg kon het de extra-politiemacht gelukken H.V.V.-'ers en H.B.S.'ers te scheiden.
De meeste spelers en de arbiter knepen per auto uit.
Pommy werd als wijlen Lodewijk XIV op z'n vlucht herkend.
't Kostte hem niet het leven, slechts een portierraam werd verbrijzeld door een stuk Wassenaarsche Weg.
| |
| |
Ach, in Holland voetbalt men nog voor liefhebberij!
Dien avond hadden Key en Pil in hun taal een zeer ernstig gesprek over de psychologie van het Nederlandsche voetbalpubliek.
Maar...
H.B.S. was gewroken en Pommy - altijd weer Pommy - kreeg de eer. En wie hadden eigenlijk de doelpunten gemaakt?
|
|