| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
Pommy wordt de gelukkigste van alle menschen.
De Sint Nicolaasdag naderde!
O, zalige dag voor Hollands zoete jeugd!
Het was omtrent een week voor dezen dag, dat Pommy na een vrij langdurige boetpredikatie zijns vaders ‘begenadigd’ werd en plechtig moest beloven, dat hij zoolang z'n vader geen toestemming gaf tegen geen bal aan zou trappen, in huis noch buitenshuis, noch tegen een of ander roerend goed dat te kwader ure door zijn hartstocht tot bal kon gepromoveerd worden.
Pommy beloofde het plechtig.
Het was althans een geruststelling voos hem, dat in deze Sint Nicolaasweek hem iets kon helpen bij de vervulling van z'n belofte.
Immers in deze week moesten de surprises gemaakt en gekocht worden.
In deze week zou een meer dan buitengewone energie van zijn dichterstalent gevraagd worden om de zussen te helpen met allerlei Sint Nicolaasversjes.
Bovendien was Pommy een dolle liefhebber van Sint Nicolaas-winkels kijken.
Dus deze week zou hij z'n belofte kunnen houden.
Maar dan...
De Sint Nicolaas zou dit ‘dan’ voor Pommy
| |
| |
oplossen, zoo vorstelijk, dat hij, zooals boven dit hoofdstuk geschreven staat, zich de gelukkigste aller stervelingen zou wanen.
Pommy had veel pech gehad, maar aan alle pech komt een einde. De ongelukken kunnen een mensch wel een tijdlang volgen, maar er komt een tijd, dat ze wegblijven.
Zoo zou het Pommy gaan.
Druk maakte hij gebruik van z'n herkregen vrijheid om de mooie étalages te zien.
Veel moois bewonderde zijn oog.
Maar één winkel trok bijzonder zijn aandacht: de sportwinkel van Koonings.
Wat daar allemaal voor heerlijkheden uitgestald lagen?
Voor een voetballer om te watertanden.
Allereerst stond er in die étalage een miniatuurgoal met een dito keeper erin en een goal-kicker ervoor, die door een onbegrijpelijk mechanisme den bal telkens in 't net joeg.
Daar alleen kon Pommy urenlang naar kijken. Dat gezicht vond hij eenig. Veel eeniger dan al die wonderen van suikergoed en marsepijn.
Tallooze voetbalschoenen stonden in die étalage, maar één paar bruine schoenen scheen als 't ware te knipoogen tegen Pommy. Daar moest hij maar naar kijken.
't Was of ze met hem spraken.
Of die bruine neuzen Pommy hypnotiseerden.
Maar Pommy was niet de eenige jongen, die verrukt naar deze schitterende collectie voetbalschoenen keek.
Neen, dag aan dag aanschouwden deze schoenen een schier eindelooze rij jongelingen, wier begeerige blikken op hen bleven rusten.
Soms werden hun vurige bewonderaars aan moeders hand meegetrokken als ze te lang naar de betooverende collectie wilden kijken. En menigmaal moesten ze hooren:
| |
| |
‘Toe, moe, geef ze me nou? Dan kom ik nooit weer met kapotte schoenen thuis!’
Er waren dus meer jongens, die met kapotte schoenen thuis kwamen!
Van Pommy alleen vingen die schoenen niets dan hevige zuchten van verlangen op.
Iederen dag ondernam hij een tocht naar den winkel van Koonings en telkens weer zag hij ‘zijn’ zalige schoenen staan.
Twee dagen voor Sint Nicolaas waren ze wèg.
Het was Pommy of er iets in hem brak, net alsof hij nu voortaan twee trouwe vrienden moest missen. Zoo naderde de Sint Nicolaas.
***
De Sint Nicolaasavond werd in den huize Vleugels altijd feestelijk gevierd en ook deze avond zou geen uitzondering zijn op den regel.
Dezen geheelen onvergetelijken avond te beschrijven zou te ver van het doel voeren, daarom zal alleen meegedeeld worden, wat die avond aan Pommy bracht.
Eerst moest Pommy eenige geduchte spotternijen dragen. Hij kreeg namelijk een volmaakt beeld van zichzelf, bestaande uit twee op elkaar gehechte appels. In de onderste staken een paar luciferhoutjes en in de bovenste een paar kraaloogjes en een neus. Het was een bespottelijk portret.
Natuurlijk was er een vers bij:
Die onlangs met veel geweld
Een doelpunt in den spiegel maakte,
Wat een heel tumult verzaakte.
Vervolgens kwamen er nog gebroken stukken glas, ‘nieuwe elftallen’ voor z'n competitie, een brandweerladder voor 't geval er weer eens brand ontstond bij een wedstrijd en toen... Pommy dacht al, dat er geen einde aan de plagerijen zou komen... toen kwam er een doos:
| |
| |
Uit de doos kwamen... een paar voetbalschoenen... neen, ‘zijn’ voetbalschoenen, die hij bij Koonings gezien had en die twee dagen voor Sint Nicolaas verdwenen waren.
Pommy kon geen woord uiten.
De tranen kwamen in zijn goedige oogen en door een nevel van tranen keek hij naar z'n ouders, die lachten:
‘Vader....’
Toen stormde hij op hen los en viel hen om den hals.
In den eenen schoen zat een klein papiertje. Pommy las het:
‘Ik geef aan Pommy toestemming om te voetballen, zooveel hij wil, als hij tevens zorgt, dat z'n werk er niet onder lijdt en hij zal trachten door z'n examen te komen.’
‘Dat zal ik,’ beloofde Pommy plechtig.
Deze verrassing was een grootsch moment geweest op den Sint Nicolaasavond, dat de heer en mevrouw Vleugels voor geen geld hadden willen missen.
Pommy was geheel verzoend met z'n ouders!
De feestavond kon hem nu niets nieuws meer brengen en Pommy was eigenlijk blij, toen hij alleen met z'n schoenen op z'n slaapkamer aangekomen was.
Daar hield hij uit de volheid van z'n gemoed een hartroerende toespraak tot z'n schoenen, die van nu aan z'n vrienden werden, welke hij gehoor, gezicht en gevoel toekende.
‘Gij zult mijn vrienden zijn, waarmee ik de groene velden betreden zal. Ik zal u liefhebben als edele vrienden en uw roem zal de mijne zijn en mijn roem de uwe. Ik geef u ieder een naam, daarmee zult ge genoemd worden zoolang ge leeft en ge zult meer roem oogsten dan een uwer broederen.’
Van dat oogenblik werden voor Pommy z'n schoenen bezielde wezens, waaraan hij lief en leed meedeelde
| |
| |
en die ook niets tegen hem verzwegen van hun leed. Wel spraken ze geen menschelijke taal, maar Pommy zag aan hen, wat er in hun ‘ziel’ omging en daarom kon hij met hen converseeren naar hartelust.
Het zou een diepe vernedering voor Pommy zijn, zoo schrijver en lezer dezes boeks, ook niet die eigenschappen aan z'n schoenen toekenden, die hij er aan toegekend had en zoo zullen ook wij voortaan van Key en Pil - zoo noemde hij den linkeren rechterschoen - als bezielde wezens blijven beschouwen, die hooren, zien, spreken, lezen en voelen kunnen, met wier indrukken we evenveel rekening zullen hebben te houden als met menschelijke indrukken.
Nu waren het in ieder geval zeer bijzondere schoenen, die evenals menschen, hun sympathie en antipathie konden toonen, hun goede buien en kwade luimen hadden, pessimistisch en optimistisch gestemd konden zijn en die bovenal door hun goede eigenschappen op veel wedstrijden meer invloed zouden uitoefenen dan hun meesters zelf.
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat de gebroeders Key en Pil direct een reusachtige sympathie voor Pommy voelden.
En dat was gelukkig.
Want een voetbalschoen heeft soms geraffineerde middelen om z'n antipathie te toonen.
Met een onwilligen voetbalschoen is per slot van rekening even weinig te beginnen als met een onwillig paard of een koppigen ezel.
Een rijpaard maakt z'n meester zandruiter en een voetbalschoen laat iemand z'n voet verzwikken.
Ja, wel denkt men met een zwikriempje onwillige voetbalschoenen te kunnen dwingen, maar dit is een zuiver suggestief middel en meerdere voetballers hebben dat tot hun teleurstelling ondervonden.
Een onwillige ezel steekt z'n kop tusschen z'n pooten en is met geen salvo van zweepslagen vooruit
| |
| |
te krijgen; een voetbalschoen steekt z'n neus in 't zand en wee den voetballer, die dan nog doortrapt.. enfin de voetballers kennen dat gevoel onder hen min of meer berucht en gevoelig bekend onder den term ‘je poot wegtrappen’. Deze korte uitwijding moge er toe dienen vele voetballers meer rekening te doen houden met de ‘ziel’ van hun voetbal-schoen en de meening te versterken, dat een goede voetbalschoen meer invloed op 't spel uit oefent, dan men tot dusver misschien gemeend heeft.
Van dàt kaliber waren Key en Pil, de vrienden van Pommy.
Den volgenden morgen wilde Pommy ze beslist mee naar school nemen om aan al z'n vrienden het heerlijke geschenk te toonen en bij het ontbijt stonden Key en Pil te rechter en te linker zijde van z'n bord. Voortdurend zat Pommy tegen hen te loenzen.
Ook op school wekten de nieuwe schoenen allerwege de bewondering van de kenners op.
Heel ‘Hurry Up’ stond om Pommy heen en de opmerkingen welke gemaakt werden, waren zoo vleiend voor Key en Pil, dat ‘Hurry Up’ zeker verzekerd kon zijn van de sympathie dezer ‘bezielde’ schoenen.
‘Reuzenschoentjes,’ vond Jaap Helmers.
‘'t Lijken wel stalen neuzen,’ meende Harry van Dalen, die met een kennersblik de neuzen onderzocht.
‘Watzulje hier fijn mee pillen,’ zei Frans Berenkamp.
‘En nou word ik lid van “Hurry Up” ook,’ maakte Pommy bekend.
| |
| |
Dat deed de vreugde ten top stijgen, want Pommy was een speler, dien ‘Hurry Up’ heel best kon gebruiken.
Het ging met deze jonge vereeniging nog niet naar wensch, want sedert haar bestaan had ze nog geen enkele overwinning kunnen boeken.
Haar ergste concurrent was een lagere schoolclubje met den angstaanjagenden naam ‘Tao’ (Trap Alles Omver).
Eigenlijk was ‘Hurry Up’ een te nette club om tegen ‘Tao’ te spelen. Maar zooals dat in de lagere voetbalregionen meer gaat, er waren wel veel clubs, maar alle onderling verband ontbrak en zoo gebeurde het dus, dat het altijd heel veel moeite kostte om een match aan te nemen.
De clubs, die in elkaars omgeving speelden, kwamen dus begrijpelijkerwijs veel tegen elkaar uit.
Zoo speelden bijvoorbeeld ‘Hurry Up’ en ‘Tao’, ondanks herhaalde ruzies en het standsverschil, wel vijf en twintig maal in het jaar tegen elkaar.
‘Hurry Up’ en ‘Tao’ waren in die buurt de eenige clubs met het jeugdige ‘Sparta’, dat bij gebrek aan 't noodige zakgeld, inplaats van roodwitte shirts haar leden toestond met een rood-wit lapje te spelen door een welwillende zuster sierlijk in den vorm van een schild gemaakt.
‘Tao’ was maatschappelijk wel de minste van de de drie en dus wat spelkwaliteit betrof, de beste.
‘Hurry Up’ stond weer 't laagst en de meeste van haar leden hadden iets van een voetbaluitrusting, al was het uniform niet geheel gelijk van ieder der leden.
De een droeg een heel wit pak, de andere zwartwit, weer een ander rood-wit of geel-zwart. Ieder deed zoo wat goed was in zijn eigen oog, maar de ‘officieele’ kleur was blauw-wit. Blauw-wit echter waren slechts de hoekvlaggen, die door de oudste zus van Harry van Dalen gemaakt waren, de trots van heel ‘Hurry Up’.
| |
| |
Ook had ‘Hurry Up’ - en dat stempelde haar in 't oog der andere clubs wel 't meest tot een ‘echte’ voetbalclub - goalpalen. Of eigenlijk volledige goalpalen waren 't niet. 't Waren alleen maar zijpalen, met tot bovenlatten gespannen touwen.
Die goals had ‘Hurry Up’ cadeau gekregen van Frits Nijland zijn ouders en 't was een heel bezit.
Maar juist dit ideale bezit van ‘Hurry Up’ vormde bij wedstrijden een bron van veel twisten.
Eigenlijk kun je veel beter spelen met ‘goalpalen’ van jassen of petten, dan weet ieder miniatuurvoetballer tenminste, dat als hij niet langs den grond den bal door den goal jaagt, dat hij dan niet zit volgens de gangbare begrippen in de adspirantvoetbalbeweging. Want is hij maar een meter van den grond, dan durft de vijandelijke keeper steeds met een staal gezicht te beweren: ‘Te hoog’.
Maar een goal met touwlatten is een ware ergernis.
Bij een hoogen bal kun je nooit zeggen of hij onder of boven de ‘lat’ was, waarvan natuurlijk de benadeelde partij altijd heftig partij trekt.
Dat was dan de oorzaak, dat de wedstrijden van ‘Hurry Up’ nogal eens in een vechtpartij verliepen.
Maar anderzijds had ‘Hurry Up’ het weer aan die goalpalen en die hoekvlaggen te danken dat ‘Tao’ en ‘Sparta’ tegen haar wilden spelen, want eigenlijk was het geen partij voor die twee fanatieke clubjes.
Nederlagen als 12-0, 10-1, 11-2, 16-4 en eenmaal zelfs 25-0 waren voor ‘Hurry Up’ geen uitzondering.
Met de intrede van Pommy en z'n beide vrienden, Key en Pil, in de jonge vereeniging, zou deze eindelooze rij van vernederingen echter gesloten worden en zou ‘Hurry Up’ een tegenstander worden waar rekening mee gehouden moest worden, zelfs ondanks de goalpalen.
De eerste wedstrijd bracht Pommy in 't veld tegen ‘Tao’.
| |
| |
Dien middag verloor ‘Hurry Up’ niet.
Onder enthousiast hu-geroep - de krijgskreet van Pommy! - ging ‘Hurry Up’ ten aanval. Deze krijgskreet was echter te verleidelijk voor den vijand dan dat ze dien niet na zou gaan bootsen, hetgeen dan ook onder hoongelach geschiedde toen ‘Hurry Up’ het veld moest ruimen.
De stand was 4-4 (en Pommy smaakte het genoegen om door middel van Pil vier doddige goaltjes te maken) in een half uur tijds, daarna ontaardde de wedstrijd in een vechtpartij, die ‘Hurry Up’ verloor en eindigde met een smadelijke verdrijving der ‘Hurry Uppers’ van hun eigen terrein met achterlating van hoekvlaggen en goalpalen, waartusschen ‘Tao’ heel gemoedelijk een ‘onderlinge vrendlie geem’ ging spelen.
Hoe die herrie kwam?
Wel door de aanwezigheid van het trio Pommy, Key en Pil natuurlijk.
‘Tao’ was gewend, dat de stand in een kwartier tijds altijd circa 5-0 was en nu was het slechts 2-2.
Eigenlijk was het 6-4 voor ‘Hurry Up’, maar door die ellendige touwen waren de resteerende goals na veel geschreeuw afgekeurd.
Wel kreeg ‘Hurry Up’ als verzachting tweemaal een ‘pennantie’ te nemen, maar Pil schoot voor Pommy er een tegen het touw en den andere ‘mijlen ver’ naast het doel.
‘Zie je nou wel, dat ze niet gezete hebbe!’ schreeuwden de ‘Tao'ers’ en ‘Hurry Up’ keek sip, overtuigd als ze was, dat ze wel gezeten hadden.
Enfin, zoo is het voetbaladat der lagere regionen!
Pommyhad anders nog nooit zooveel medailles uitgedeeld als in dezen eersten wedstrijd voor ‘Hurry Up’.
En hij werd daarin getrouw bijgestaan door z'n beide vrienden Key en Pil.
Inzonderheid Key had een zekere virtuositeit in het kwistige distribueeren van medailles, aangezien
| |
| |
Pommy alleen maar rechts kon trappen en dus met z'n vriend Key meer beenen dan ballen raakte.
De scherpzinnige lezer heeft natuurlijk al begrepen, dat het woord medailles eigenlijk tusschen een paar bedenkelijke aanhalingsteekens diende geplaatst te worden en dat dit woord slechts een euphemistische uitdrukking kan zijn voor de vele plekken, ter grootte van een riks, welke op de beenen der ‘Tao'ers’ getrapt werden en die naar gelang van den bloedsomloop van den gekwetste paars, blauw, rood, groen, fletsgeel of regenboogkleurig getint waren.
Zoo illustreerde dus Pommy in deze eerste match zijn voetbalcapaciteiten op de beenen van schier geheel ‘Tao’.
Toen alzoo vele medailles uitgereikt waren en Pommy het ook eens wilde probeeren (de stand was toen 4-4, eigenlijk 9-4 voor ‘Hurry Up’ - de touwen!!!!) om een medaille op een ‘Tao’-oog te decoreeren, toen kwam de herrie.
Die ‘Tao'er’ kon 't zoo waar niet hebben.
Reeds bij de eerste schuchtere poging kreeg Pommy een klap op een van zijn appelronde wangen, dat het over het heele veld kletste.
‘Die zit,’ riep een tweede ‘Tao'er’ spottend en tot groote ergernis van Pommy.
Pommy liet het niet onder zich en zoo kwam van het eene het andere; het slot van de zaak was de boven vermelde, smadelijke vlucht van het geheele ‘Hurry Up’-elftal onder hoonende hu-imitatie.
Enfin ‘Hurry Up’ had de voldoening, dat ze voor het eerst gelijk gespeeld had en wat het aantal bloedende knieën betrof met 11-6 gewonnen had daar de ‘Tao'ers’ over het algemeen minder goed geschoeid waren dan de ‘Hurry Uppers’.
Zij toch moesten zich tevreden stellen met afdankertjes van vaders of oudere broers, voor dubbelslaan gewaarborgd door een prop papier of op maat gebracht met twee paar kousen.
| |
| |
Een liep er zelfs heel trotsch te voetballen op een paar afgedankte, bruine molieres van z'n zuster.
Ja, ja, het was een raar, schilderachtig elftal dat ‘Tao’, maar ze speelden niet kwaad en als ze allemaal in het bezit van een Key of een Pil geweest waren, dan kon ‘Hurry Up’ wel eens met 70-0 op haar kop gekregen hebben.
Pommy heeft na die gedenkwaardige vuurproef van Key en Pil nog tweemaal tegen ‘Tao’ gespeeld en zelfs eenmaal met 8-5 (eigenlijk 12-7, de touwen!!) gewonnen, waarna ‘Hurry Up’ zich in een vlaag van voetbal-hoogmoedswaanzin tot kampioen van den omtrek verklaarde.
Ook heeft Pommy een paar maal tegen het roodwit gelapte ‘Sparta’ gespeeld.
In den laatsten wedstrijd werd Key ineens koppig, stak z'n neus in een kluit aarde en Pommy verzwikte zijn voet, waarna hij drie weken heen en terug naar school moest hinken.
Wat toen Key bezielde begreep Pommy eerst niet, maar later ontdekte hij, dat Key zich niet langer liet negeeren en dat Pommy ook maar eens links moest leeren trappen, hetgeen Pommy nadien ijvrig is gaan beproeven.
Ok die match tegen ‘Sparta’ was weer rijk aan decoraties.
De Spartanen hadden best hun rood-witte lapjes thuis kunnen laten, want Pommy had bijna alle Spartaansche knieën rood-wit getrapt.
De ‘Hurry Up’-tijd van Pommy zou echter niet lang duren. Een verandering in z'n leven wachtte hem, die hem (en natuurlijk z'n getrouwe vrienden, Key en Pil) op nieuwe velden zou brengen, waar z'n heusche voetbalroem hem zou wachten om eerst te eindigen op het ongelukkige moment, waarin hij één oogenblik z'n trouw aan z'n vrienden zou verzaken.
|
|