| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk II.
Pommy doet een gelukkige uitvinding, die ongelukkig afloopt.
Pommy had beterschap beloofd en hij was er den man - of liever den jongen - niet naar om althans weer niet te tràchten die belofte te houden.
Zóó ernstig meende hij het met zichzelf, z'n ouders en z'n schoenen, dat hij den eerstvolgenden Zaterdagmiddag met z'n zusje heel zoetjes naar de Scheveningsche boschjes ging om... eikels te zoeken - flauwe bezigheid voor een jongen als Pommy, die slechts gewend was om achter Het Bruine Monster aan te draven -.
De consequentie van Pommy z'n goede voornemens ging echter weer niet zoover, dat hij alle voorwerpen, die hij op z'n weg ontmoette en die de moeite van het voorttrappen waard waren, met rust kon laten, zoodat hij reeds na enkele minuten zich overhaast van de zijde van z'n zusje moest verwijderen, wilde hij een pak slaag mis loopen, dat een heer hem toedacht, toen deze plotseling met wiskundige zuiverheid een stuk cokes op z'n hoed geplaatst voelde.
‘Bij den Bataaf zie ik je,’ beet Pommy z'n zusje toe en zoo hard hij kon ging hij op de vlucht voor z'n belager.
| |
| |
Bij den theetuin, bekend bij de Haagsche en Scheveningsche jeugd als de ‘Bataaf’, trof hij inderdaad z'n zusje.
‘Heeft-ie me nog lang nageloopen?’
‘Tot je heelemaal uit 't zicht was.’
Pommy lachte en merkte op, dat z'n schot niet zuiverder had kunnen wezen.
Het eikelzoeken begon Pommy natuurlijk gauw te vervelen en weldra stond hij dan ook achter 't hek van een der tennisbanen zich te verdiepen in het tennisspel.
Eigenlijk vond Pommy het zonde en schande, dat zulke fijne balletjes gebruikt werden voor zoo'n flauw spel als tennis, waarbij nota bene meisjes meespeelden, die niets anders deden dan gillen.
Floep!
Daar vloog een balletje over 't hek.
Eén van de dametjes gilde en Pommy volgde begeerig het zoo geliefde voorwerp.
‘Hè,’ verzuchtte hij, ‘als ik er zoo een eens had.’
Maar hij was te eerlijk en te rechtschapen om het te stelen, hoewel hij dat nu gemakkelijk gekund had.
Doch daar dacht hij niet eens aan.
Met z'n handen in z'n zak wandelde hij op het balletje af om het weer over het hek te trappen.
Juist op dit oogenblik schoten uit het boschje twee rasechte Scheveningsche jongens, die met het balletje aan den haal gingen.
‘Da's gemeen,’ mompelde Pommy en meteen holde hij achter de jongens aan, die 't natuurlijk in 't loopen tegen hem af moesten leggen.
‘Terug geven,’ brulde Pommy hen toe, terw hij er een greep.
‘Is-t-ie van jou?’ schreeuwde de jongen.
Maar Pommy antwoordde niet en gooide den jongen op den grond.
Misschien had hij den ongelijken strijd toch nog wel verloren, als niet een der heeren was toegeschoten,
| |
| |
waarop de tweede vijand van Pommy aan den haal ging.
De andere dief werd huilende mede naar de tent genomen, waar hij gedreigd werd met politie en gevangenis om daarna door de vrouwelijke barmhartigheid der tennisspeelsters de vrijheid te herkrijgen.
En Pommy...
Wie schetst zijn vreugde? Welke pen beschrijft den zaligen glimlach, die over z'n appelwangetjes speelde?
Pommy kreeg zoo'n heerlijken, spiksplinternieuwen tennisbal.
Ieder lezer en iedere lezeres, ja, ieder vader en moeder al haten ze het voetbalspel van heeler harte, zal het Pommy vergeven, dat hij als met tooverslag al z'n beloften vergat.
| |
| |
Er bestònden eenvoudig geen vader en moeder meer voor hem, die het edele voetbalspel verachtten.
En terwijl z'n zusje ijverig eikeltjes zocht, was Pommy naar hartelust aan het knallen.
Op den terugweg was het zijn voornaamste zorg om het geliefde voorwerp te verbergen voor de oogen van vader en moeder.
Het gelukte hem volkomen om zijn dierbaar bezit veilig binnen te smokkelen.
Na het eten was hij onmiddellijk boven om zijn kleinood in zijn eentje te bewonderen en Pommy zou Pommy niet geweest zijn, als hij het daarbij had kùnnen laten.
Eerst stelde hij zich tevreden met het voorwerp neer te stooten op den grond om het daarna op te vangen.
Daarna ging hij het tegen den muur kaatsen om dan zoodoende den terugspringenden bal te keepen.
Dat spel sleepte hem al zoo mede, dat hij er weldra toe overging om het voorwerp tegen den muur te trappen.
Verblind door z'n voetbalhartstocht, werden de eerst schuchtere en zachte trapjes weldra reuzenpillen, die tegen de deur bonkten, alsof het paneel er uit moest.
En zonder zich om tijd of plaats te bekommeren, jatte hij eenige minuten later met een geweldigen trap den bal dwars door een momumentalen spiegel heen, zoodat het glas een grooten stralenkrans vertoonde.
Het was de eerste krans, die Pommy tijdens zijn voetballoopbaan ontving en hij heugt hem tot op den huidigen dag.
Tot bezwijmens toe was hij verrast en gedurende de eerste seconden kon hij er zich slechts toe bepalen om den gebroken spiegel met groeiende ontzetting en geopenden mond te aanschouwen.
Nog niet geheel van zijn eerste verbijstering bekomen, volgde de tweede verbijstering al, in den vorm van zijn halve familie, die haastig de kamer
| |
| |
binnenviel en welke wat gelaatskleur betrof, alle variaties tusschen pimpelpaars en lakenbleek doorliep. Maar aller oogen waren zonder uitzondering op groote-schrikwijdte geopend en richtten zich op den eersten krans van Pommy.
De ontzetting van de familie duurde niet zoo lang als die van Pommy, nog één oogenblik beschouwden ze de illustratie van Pommy's voetbalcapaciteiten, toen viel hun oog op het corpus delicti.
Pa z'n oogen fonkelden, toen sleurde hij Pommy van de rampzalige plek af, terwijl zijn zoons schoenen diepe sporen van weerspanningheid op het ijsgladgeboende zeil nalieten, daarna had een executie plaats, als in 't begin van dit boek nader beschreven, alleen in graad van hevigheid en tijdsduur beslist superieur aan alle vorige kastijdingen.
Zwijgend werd de strafoefening aanschouwd door mama, Piet, den grooten broer, Hermine, de groote zuster en Catharine, de andere, groote zuster.
En toen de held van dit verhaal weer - eveneens zwijgend - rechtop stond in den kring van z'n belangstellende familie, toen wachtte hem een anderspektakel.
Mama dribbelde met moordlust om de geroffelde broek van Pommy, de beide groote zusters dreigden met hun vingers en de groote broer, blij dat hij zich ook eens kon laten gelden zonder veel gevaar door Pommy uitgelachen te worden, zeide bestraffend:
‘Jou aap van een jongen.’
Papa nog hijgende van zijn bestraffing, raapte het corpus delicti op en bij 't zien daarvan flitste het door Pommy's hoofd: ‘Kwijt’.
Inderdaad werd het voorwerp door zulk een deugdelijke daad verworven door papa verbeurd verklaard en door mama in blindheid van woede in het fornuis gestopt.
Maar daarover heeft de tennisbal zichzelf gewroken, want twee dagen lang heeft een afgrijselijke stank van brandend gummie in het huis gehangen,
| |
| |
die de heele familie - inzonderheid de groote zussen - wanhopig maakte.
Was dit nu maar het einde van de scène geweest, maar na dien kreeg Pommy nog de aanzegging, dat hij tot December niet uit mocht.
Alle vrije uren en middagen moest hij op z'n kamer doorbrengen.
De lezers zullen begrijpen, dat Pommy een moeilijken tijd tegemoet ging.
Het waren dagen van verveling en steeds heviger wordend verlangen om toch weer eens achter Het Bruine Monster aan te loopen.
Bovendien kreeg Pommy op school de meest watertandendste berichten van de pas opgerichte schoolclub ‘Hurry Up’.
Maar aan het noodlot was nu eenmaal niets te veranderen en zoo verdroeg hij z'n straf geduldig en bij nader inzien moest hij toch ook wel toestemmen, dat ze niet geheel onverdiend was.
***
Men zegt, dat de eenzaamheid vindingrijk maakt en wat Pommy betreft, schijnt er in dat gezegde veel waarheid te schuilen.
Natuurlijk peinsde Pommy in z'n strafuren voor meer dan drievierde van den tijd over voetbal en al de aankleve van dien.
Toen deed Pommy op één van z'n strafmiddagen een uitvinding, die een voetbalmaniak in dergelijke omstandigheden goud waard was en de strafmiddagen tot ware genotmiddagen maakte.
En Pommy was wel zoo slim om van z'n uitvinding niets aan zijn ouders mee te deelen, aangezien hun grondige afkeer van het voetbalspel hen wel eens zou kunnen verleiden om hun zoon dit eenvoudige genot te ontzeggen.
Ja, Pommy oordeelde wel wat hard over z'n ouders.
| |
| |
Z'n uitvinding had dus betrekking op het geliefde voetbalspel.
Op z'n kamer had hij namelijk een ouden stoel met een houten zitting, waarin gaatjes waren. In 't midden was een grooter gat en daar kon juist een knikker in liggen.
Deze omstandigheid maakte Pommy zich ten nutte en bedacht het volgende voetbalspel:
Van den rand van den stoel liet hij tegelijkertijd twee knikkers over de zitting rollen, die een weinig hellend was naar de uiteinden. In den regel - niet altijd echter - kwam één ervan in het groote gat terecht. Dat was een doelpunt.
De twee knikkers stelden twee verschillende ‘elftallen’ voor. Met dien ouden stoel en twee knikkers organiseerde Pommy nu een reuzen-voetbalwedstrijd.
Natuurlijk was er in het begin nog wel wat te verbeteren aan z'n uitvinding, want toen hij de knikkers een minuut of vijf telkens liet rollen, kwam hij tot abnormale uitslagen van 50-37, 60-58, enz.
Zoo iets leek allerminst op een normalen voetbalwedstrijd-uitslag, zelfs niet op een korfbal-uitslag.
Maar daar vond hij ook al iets op.
Hij liet de twee ‘teams’ tienmaal rollen en zoo verkreeg hij prachtige uitslagen van 4-2, 2-1, 1-0 (dan was het een heel spannende wedstrijd en had hij z'n keel heesch geschreeuwd) en een keer zelfs 0-0 (toen zagen z'n appelwangen paars van aanmoedigingskreten).
Hij kon nu dus fatsoenlijke wedstrijden organiseeren.
En wat meer zegt: hij kreeg fatsoenlijke uitslagen, varieerende tusschen 10-0, 5-5 en 0-0. Uitslagen, die ook op de heusche voetbalvelden voorkwamen.
Nu en daar was het Pommy maar om te doen.
Al die wedstrijden en uitslagen en het aansluiten van nieuwe ‘eftallen’ bezorgde heel wat administratie, want alles werd nauwkeurig opgeteekend.
Heele schriften legde hij er voor aan en de tijd
| |
| |
vloog om. Soms vond hij het vervelend om voor het eten geroepen te worden.
Zoo langzamerhand kreeg hij ook heel wat ‘elftallen’, want vanaf het oogenblik van z'n uitvinding legde hij beslag op alle mooie, gladde knikkers. En vooral de kleintjes trokken hem aan, want daaruit recruteerde hij zijn beste ‘teams’, omdat ze het gemakkelijkst in het ‘doel’ konden rollen.
Hij organiseerde allerlei wedstrijden. Bekerwedstrijden, seriewedstrijden, Zilveren Balwedstrijden.
Ook verspeelde hij het kampioenschap van Nederland.
Soms op één Woensdagmiddag.
Om te watertanden voor het bestuur van de N.V.B. dat altijd maar critiek te hooren krijgt over zonneof te wel zweetvoetbal.
Echter wat Pommy niet verhinderen kon, ook zijn voetbalspel was grillig als het echte voetbalspel. Ja, zelfs nog grilliger, omdat de ‘elftallen’ zich niet bewust waren of ze de waardigheid van een eersteklasser dan wel van een derde-klasser op te houden hadden.
Wel praatte Pommy zich voor als Sparta ‘in 't veld’ moest komen tegen H.V.V., dat Sparta ‘er alles op zou zetten’ om te winnen, maar onafhankelijk daarvan was steeds de uitslag.
En hoewel de knikkers allen even gelijkmatig rolden, sprak Pommy toch getrouw van spannende en slecht-gespeelde matches, van derde- en eersteklas spel.
Zoodoende kreeg Pommy dus de zonderlingste uitslagen, zoo zonderling, dat de schrijver van dit boek aan zijn verhaal te kort zou doen, zoo hij niet enkele bladzijden uit het ‘Voetbalboek’ van Pommy zou overpennen ten gerieve van zijn lezers, die met belangstelling het volgende knipsel uit Pom's archief zullen lezen, daarbij in 't oog houdende, dat de getallen achter de clubnamen aanduiden in welke
| |
| |
klasse, West, Zuid, Oost of Noord de verschillende clubs uitkwamen.
Het knipsel betreft hier een verspelen van den ‘Nederlandschen Beker’ en luidt oorspronkelijk als volgt:
| |
NEDERLANDSCHE BEKER.
Eerste Ronde.
QUICK (W.I) - H.S.C. (N. II) 2-7 |
H.D.V.S. (W. II) - WILLEM II (Z. I) 4-0 |
GO AHEAD (O. I) - B.M.T. (W. III) 0-8 |
QUICK (O. I) - MIDDELBURG (Z. III) 0-1 |
VELOCITAS (Z. I) - BLAUW-WIT (W. I) 1-2 (na verlenging) |
SPARTA (W. I) - VEENDAM (N. III) 1-5 |
HERCULES (W. I) - FORTUNA (W. III) 1-9 |
H.V.V. (W. I) - B.V.V. (Z. III) 3-2 (na verlenging) |
AJAX (W. I) - VITESSE (O. I) 4-5 |
HAARLEM (W. I) - EDO (W. III) 3-4 (na verlenging) |
H.F.C. (W. I) - D.F.C. (W. I) 0-7 |
U.V.V. (W. I) - N.A.C. (Z. I) 3-1 |
GROOTEGAST (N. III) - H.B.S. (W. I) 8-2 |
BE-QUICK (N. I) - ZEVENHUIZEN (W. III) 0-10 |
SPARTAAN (W. II) - U.D. (O. I) 2-3 (na verlenging) |
V.O.C. (W. I) - D.O.V. (W. III) 2-5 |
|
|
Tweede Ronde.
H.S.C. (N. II) - H.D.V.S. (W. II) 4-1 |
B.M.T. (W. III) - MIDDELBURG (Z. III) 0-6 |
BLAUW-WIT (W. I) - VEENDAM (N. III) 0-7 |
H.V.V. (W. I) - FORTUNA (W. III) 2-1 (na verlenging) |
VITESSE (O. I) - EDO (W. III) 0-3 |
D.F.C. (W. I) - U.V.V. (W. I) 8-1 |
GROOTEGAST (N. III) ZEVENHUIZEN (W. III) 1-0 (na verlenging) |
U.D. (O. I) - D.O.V. (W. III) 1-6 |
|
|
Derde Ronde.
H.S.C. (N. II) - MIDDELBURG (Z. III) 5-3 |
VEENDAM (N. III) - H.V.V. (W. I) 7-1 |
EDO (W. III) - D.F.C. (W. I) 6-4 |
GROOTEGAST (N. III) - D.O.V. (W. III) 2-1 (na verlenging) |
|
|
Demi-Finale.
H.S.C. (N. II) - VEENDAM (N. III) 2-4 |
EDO (W. III) - GROOTEGAST (N. III) 1-5 |
|
|
Finale.
VEENDAM (N. III) - GROOTEGAST (N. III) 0-9 |
|
Grootegast (Noordelijk derde-klasser) bekerhouder!
| |
| |
Ziehier een bladzijde uit het archief van Pommy, welke geen onaardig beeld geeft van de verrassingen, waartoe het voetbal-knikkerspel van Pommy leidde.
De uitslagen waren, zooals men zien kan, nog een tikje verrassender dan bij werkelijke voetbalwedstrijden, hoewel men daar soms ook bij gaat denken aan uitslagen van een voetbal-knikkerspel. Want in de heusche voetbalwereld staat men ook voor verbluffende problemen, die geen enkele voetbaluitslagvoorspeller zou aangedurfd hebben.
Het merkwaardige van Pommy's ‘Bekerwedstrijden’ was wel, dat de Noordelijke derde-klassers de beroemde, Westelijke eerste-klassers (want de Westelijk eerste klasse was ook bij Pommy de sterkste!) bij wijze van spreken aan hun laarzen lapten.
Sparta, dat door een gril van 't noodlot kampioen was, 't geen niet verhinderde, dat het een jaar later glorieus degradeerde, kreeg maar eventjes van Veendam met 5-1 klop en Veendam, dat gedurende het gansche tournooi zich zoo kranig had geweerd, moest tenslotte toch buigen voor de grillen van het voetbalknikkerspel en kreeg met 9-0 de tikken van... Grootegast, dat meteen den beker in de wacht sleepte.
O, wreede gril van 't noodlot, die den beroemden Nederlandschen Beker naar het onaanzienlijke Grootegast deed verhuizen.
Tot eer van Pommy dient gezegd te worden, dat hij den beker veel liever gegund had aan Sparta, H.V.V. of een andere, meer beroemde club.
Het fijnste vond Pommy die kleine, ‘spannende’ uitslagen. Dan zat hij op z'n knieën voor het ‘veld’ en brulde als gold het een heuschen wedstrijd, zoodat het ‘geloei’ zelfs tot in de huiskamer doordrong, 't geen één der groote zussen dan verstoord van een handwerkje deed opkijken om te vragen:
‘Wat voert Pommy toch uit, ma?’
‘Ach, hij speelt met knikkers. Laat hem. Hij doet nu geen kwaad,’ antwoordde mama, die lang niet
| |
| |
zoo wreed was als Pommy meende en het knikkerspel al lang ontdekt had.
Aan die geweldige nederlagen van eerste tegen derde-klassers wist Pommy echter ook wel een mouw te passen, door in een verslag (want van sommige wedstrijden schreef hij ook verslagen) te spreken over een absoluut uit den vorm zijn, een falen van de verdediging enz.
Over den wedstrijd Be-Quick - Zevenhuizen (0-10) schreef hij b.v. in zijn schrift met ‘voetbalverslagen’, het volgende:
Be-Quick (N.I) - Zevenhuizen (W. III) 0-10!
Groot was de verbazing, die de geweldige nederlaag van de beroemde Groninger club tegen een bijna onbekende Westelijke derde-klasser, verwekte. Echter zij direct aangemerkt, dat Be-Quick met vier invallers uitkwam en Zevenhuizen in een uitstekende conditie, geheel compleet (!) aantrof. Het verloop van den wedstrijd was als volgt: Bij den eersten ‘uitloop’ rolde Zevenhuizen direct in.... 't gaatje (doel). Bij den ‘uittrap’ dacht men Be-Quick te zien gelijkmaken, maar jawel, Zevenhuizen dacht er anders over en rolde door een handige manoeuvre om Be-Quick heen om andermaal in 't gaatje te rollen (0-2). 't Publiek loeide als wilde beesten (sic! van den auteur). Toen Zevenhuizen de derde maal in het doel landde (0-3), kwam er aan de toejuichingen geen einde. Het was iets ongehoords het schitterende werk van deze derde-klasser tegen het sterke Be-Quick. De vierde keer hield Be-Quick unfair af, wat Zevenhuizen niet verhinderde om met een keihard schot den stand op 0-4 te brengen. De vijfde maal verraste Zevenhuizen Be-Quick geheel en al (0-5). Na rust speelde Be-Quick een verloren spel en had weinig in te brengen tegen 't schitterend spelende Zevenhuizen, dat overweldigend optrad en tot het einde met élan den strijd voerde, zoodat het einde een alleszins verdiende 0-10 overwinning bracht.
Over de spelkwaliteit valt weinig op te merken: Be-Quick is bar tegengevallen in 't Westen en van Zevenhuizen zullen we nog wel eens meer hooren. Als misschien de N.E.C. haar schreden eens wil richten naar dit onaanzienlijke plaatsje met zijn prachtvoetballers?
| |
| |
Ja, ja, onze Pommy had fantasie.
Ongetwijfeld.
Om zoo'n verslag op te stellen over twee knikkers en een ouden stoel met gaatjes, daar hoort meer dan normale verbeeldingskracht toe.
Er zullen echter voor ieder weldenkend mensch wel raadselachtige dingen in 't verslag blijven bestaan, die zelfs voor den grootsten fantast moeilijk zullen blijven om zich voor te stellen.
Hoe zou Pommy zich wel een uit één knikker bestaand Be-Quick met vier ‘invallers’ hebben voorgesteld?
Dat Zevenhoven compleet was, is het meest begrijpelijk.
Maar wat voor verschil zou er bestaan tusschen 't rollen van den eenen knikker en het rollen van den anderen om te kunnen spreken van een uit-den-vorm zijn en een prachtconditie der clubs?
Dat het publiek (zegge Pommy, tevens referee!) brulde, is licht verklaarbaar.
Maar hoe zou de eene knikker unfair kunnen spelen tegen den anderen knikker?
Er zullen dingen in de uitvinding blijven, die een raadsel voor de lezers blijven en alleen opgelost werden in het toenmalige brein van den jeugdigen uitvinder, die geheel en al opging in z'n ‘uitslagenspel’, wiens fantasie met veel vrijmoedigheid over deze raadselen heenstapte en ze met een gebruikelijken voetbalterm oploste.
Schrijver dezes is geneigd om te gelooven, dat Pommy in dezen tijd koud zou gebleven zijn voor een veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf, mits het hem vergund ware geweest zijn knikkerspel en z'n ouden stoel mede te nemen naar z'n cel.
Wat al kampioenschappen had hij dan niet op z'n knieën voor zijn ouden stoel kunnen verspelen met z'n tallooze clubs, die hij ook al weer met een zekere vrijmoedigheid hem eigen had ingedeeld met souve- | |
| |
reine minachting voor het toenmalige competitie-systeem der N.V.B.
Bij zoo'n competitie-wedstrijd zette hij dan z'n handen voor z'n mond en verbeeldde zich het enthousiaste publiek te zijn. Pommy ‘zat’ dan heelemaal in zijn spel.
Tot hun genoegen merkten z'n vader en moeder, dat Pommy het echte voetbalspel begon te verzaken, niet wetende, dat uit den nieuwen hartstocht van hun zoontje de oude straks als een phenix zou verrijzen om des te krachtiger bezit te nemen van het hart van Pommy.
Bij de competitie van Pommy gebeurden echter ook al heel zonderlinge dingen.
Hij had er namelijk een afkeer van om bij een overwinning den winnaar de hem eerlijk toekomende twee punten toe te deelen. Zoo een regeling vond hij flauw.
Bij hem waren de ‘goaltjes’ verreweg het voornaamste en hij kon zich nooit voorstellen, dat een club, die met 1-0 won, evengoed als een club, die met 8-0 won van de N.V.B. maar twee punten kreeg. En dat twee clubs, die gelijkspeelden ieder een punt kregen, vond hij al even raar. Als je gelijk speelt, win je niks, zoo redeneerde hij en wie niks heeft gewonnen, krijgt ook niks.
Neen, de doelpunten vond hij den besten maatstaf en die club, die de meeste ‘goaltjes’ had gefokt, kwam volgens zijn systeem, het kampioenschap toe.
Een club, die met 3-0, 4-1 of 5-2 won, verdiende naar z'n meening drie punten, verloor je echter met 0-2, dan had je twee punten ‘minder dan niks’, zooals hij dat uitdrukte en won je dan den volgenden wedstrijd met 4-2, dan had je net niks.
Vandaar...
Dat de ranglijstjes van Pommy aan nog meer verrassingen en aan nog meer bokkesprongen en hevige dalingen onderhevig waren dan de ranglijsten
| |
| |
uit de heusche voetbalwereld, waar toch ook al zonderlinge dingen kunnen plaats grijpen.
Zoo stond bij voorbeeld H.V.V. bij Pommy een keer boven aan met 20 goals voor en 12 tegen en U.V.V. onderaan met 10 goals voor en 14 tegen.
Reeds jubelde Pommy over het aanstaande kampioenschap van den Leeuw van den Wassenaarschen Weg.
Maar ‘jawel,’ zou Pommy weer in het verslag kunnen schrijven, ‘U.V.V. dacht er anders over’.
Er volgde een wedstrijd tusschen nummer laatst en nummer één, die in een beetje normale competitie toch niet zoo heel zonderling had kunnen verloopen.
Maar de competitie van Pommy stoorde zich daar niet aan: U.V.V. zegevierde met 10-0 (zegge tien tegen nul!). U.V.V. stond No. 1 en H.V.V. zag zijn kampioenschap in rook opgaan en kwam op één na onderaan. En 't merkwaardigste... dat was de eerste nederlaag in dat ‘seizoen’ van H.V.V. en tevens de eerste overwinning van U.V.V. H.V.V degradeerde dat seizoen door nog met 1-0 te verliezen en V.O.C. (twee na laatst) liet U.V.V. door een 7-1 nederlaag op de middenmoot landen, waarna het pardoes kampioen was, zelf zeker het meest verrast.
De club met de meeste overwinningen degradeerde!
Zonderlinge competitie.
Tot op den laatsten wedstrijd waren de clubs nog niet zeker van hun leven.
Intusschen schijnt er in het knikker-voetbalspel van Pommy, althans voor een deel, een geest van waarzeggerij gezeten te hebben, want vele van die ongerijmdheden zijn heden in de voetbalwereld geen zeldzaamheden meer.
Bedoeld worden ongerijmdheden als dat oude, pionnierclubs als Sparta, H.V.V. en H.F.C. onder aan bengelen of degradeeren en clubjes uit achteraf-stadjes den toon aangeven.
| |
| |
Knikkerspel-uitslagen komen er trouwens tegenwoordig in de voetbaluitslagen ook al voor.
Ja, Pommy had het nog niet zoo ver mis met z'n uitvinding.
Pommy speelde ook ‘internationale wedstrijden’.
Hier deed zich het zonderlinge geval voor dat het Nederlandsch Elftal (de kampioensknikker!!) altijd won.
Hoe Pommy dat toch klaarspeelde, zal wel weer een raadsel blijven.
Zelfs de in veel gevallen geraadpleegde knikkerspelarchieven verspreidden in deze kwestie niet het noodige licht.
Misschien is het vermoeden gerechtvaardigd dat Pommy bij een wedstrijd van Nederland tegen een andere mogenheid, zoozeer met zijn nationalen trots te kampen had, dat hij die andere mogenheid door een bijna vierkanten knikker liet vertegenwoordigen, die alle rolvermogen miste.
Feit is ook, dat Engeland meestal het hardst op z'n kop kreeg.
Eens wilde Pommy de 12-2 nederlaag, die Nederland (het heusche!) tegen 't echte Engeland te Darlington geleden had, bloedig wreken.
Tot z'n teleurstelling merkte hij, dat een 12-2
| |
| |
uitslag in geen tien keer rollens te verkrijgen was, tenzij hij de goaltjes van ‘Holland’ dubbel telde.
Maar daar was hij nu weer te eerlijk voor en hij besloot dan maar vijftien keer te rollen.
Dus werd er vijftien maal gerold en Darlington werd gewroken en nog wel met 14-1.
Hoe de Engelschen er toch nog in geslaagd zijn hun eer te redden!
Zelfs speelde hij Olympiades (voor ‘voetbal’ alleen dan!) te Londen, Rotterdam, Parijs en Bern, waarin Holland natuurlijk won.
Tallooze Duitsche, Engelsche en Fransche clubs kwamen op de strafmiddagen op het zolderkamertje van Pommy bij Sparta, Quick, D.F.C. enz. op bezoek om dan meestal met de kous op hun kop naar het vaderland weer te keeren.
Naar de Olympiades zonden zelfs Japan, China, Lapland en Voor-Indië hun vertegenwoordigende ‘elftallen’.
Alle nationaliteiten van Indianen en Boschjesmannen tot Eskimo's toe, dongen in die zoogenaamde ‘groote’ Olympiades naar den eerepalm, die echter alleen Nederland maar scheen te kunnen winnen.
Eén keer echter liep het mis.
Het was in den beslissingswedstrijd tusschen Holland en Groenland.
Groenland was buitengewoon ‘in den vorm’ en won met 4-3.
Daar keek Pommy sip van, maar bliksemsnel herinnerde hij zich, dat een referee wel eens een doelpunt mag afkeuren.
Het winnende doelpunt van Groenland werd dus geannuleerd wegens off-side (zeker van heel Groenland).
Toen was het 3-3.
De nu volgende beslissingswedstrijd werd door Holland beslissend gewonnen met 9-1. Hoe kon 't ook anders.
| |
| |
Dat was een betere verhouding en Holland's naam was hersteld. Meer zonderlinge verhalen van de knikkercompetitie zouden te doen zijn, maar de lezer heeft zich nu een tamelijk goed beeld kunnen vormen van de verstrooiing, die Pommy op z'n strafmiddagen zocht.
Eén voorval dient echter nog aan de vergetelheid ontrukt te worden.
Op een middag werd Pommy juist geroepen om te eten toen Sparta en Vitesse om het kampioenschap van Nederland moesten spelen.
Dat was erg jammer. Hij had liever zijn eten nog wat laten staan. Maar zoo iets werd in den huize Vleugels niet geduld.
Toen moest de wedstrijd 's avonds plaats hebben.
Dan was het eigenlijk bedtijd, maar Pommy had meermalen clandestien 'savonds bijzonder spannende wedstrijden gespeeld.
Er was maar één hindernis bij die avondwedstrijden: Pommy kon niet hard loeien, anders had mama het euvel ontdekt en zeer waarschijnlijk den strijd gestaakt.
Stiekum ging Pommy ook dien avond weer uit zijn bedje, schoof naast het knikker-strijdperk een tweeden stoel, waarop hij het olielampje plaatste en knielde in z'n hansop voor het terrein neder om het kampioenschap van Nederland te verspelen.
Zachtjes zat hij in z'n handen te fluister-loeien en hij verbeeldde zich, dat het geleek op geloei van verren afstand.
Het werd een fraaie wedstrijd met een kleinen uitslag.
Tot den achtsten keer hadden noch Sparta noch Vitesse ‘het gaatje kunnen vinden’.
Pommy gloeide van geestdrift en loeide als een bezetene in z'n handen. De negende keer verliep ook zelfs zonder doelpunt... Pom zwaaide met z'n
| |
| |
armen, alsof hij 'n volle werkelijkheid op een Spartaansche tribune zat.
En daar de tiende keer... hoera... leve Sparta... 1-0 voor Sparta... enorm was het enthousiasme
Uit geestdrift stootte hij 't lampje om. De inhoud rolde over 't bed en in een oogenblik sloeg er een groote vlam op.
Pommy was verbijsterd van schrik... zijn knieën knikten... en 't enthousiasme stroomde als koud water uit z'n leden.
Toen ineens schoof hij 't raam op:
‘Help, help! Brand! Brand!’
Vader, moeder, de groote broer en de groote zussen holden gillend naar boven.
In de straat weergalmde het tienmalen herhaalde ‘brand, brand’.
Maar Pommy's vader was kordaat. Hij duwde de gillende zussen en de bezwijmende mama weg en met een paar emmers water bluschte hij den brand.
Intusschen had zich een groote menigte voor 't huis verzameld. Deze menigte smaakte nog wel het genoegen den brandweer voor het huis te zien.
Ze aanschouwde echter, dank zij 't kordate optreden van den heer Vleugels, geen ijselijkheden als zuigelingen, die uit de dakgoot aan een dun touwtje eergelaten worden, vallende balken, uit het raam springende meisjes en andere dier gaarne geziene ijselijkheden.
De brandweer rukte in.
Nooit heeft Pommy meer zoon anthousiaste match gespeeld, mede omdat andere geneugten hem wachtten, die zijn voetballoopbaan meer zouden beheerschen dan het beroemde knikkerspel.
|
|