kinderen te krijgen, dan scheen ook de sex voor een deel zijn aantrekkelijkheid te verliezen.
Er bestond weliswaar een speciaal martelaarschap, waarbij de vrouw tot martelaresse in de hemel verheven werd, mocht zij besluiten toch nog moeder te worden en een kind ter wereld te brengen met opoffering van eigen leven. Maar tot dit martelaarschap voelden weinigen zich aangetrokken.
Aanvankelijk waren de woorden die mijn moeder nog tot in haar negentigste jaar tot mij sprak, mij niet geheel duidelijk. Het waren korte zinnen. Ze zei dan, met een zucht: ‘Je vader heeft veel bij me gemist, jongen,’ of: ‘Ik heb hem veel te kort gedaan.’ Later begreep ik natuurlijk dat zij sprak over de lichamelijke warmte tussen man en vrouw.
Heeft mijn vader eronder geleden? Raakte hij vereenzaamd? Ik geloof het niet.
Op zondagmorgen, wanneer mijn moeder al vroeg naar de eerste mis ging, lag hij in het ouderlijk alkoofbed met zijn handen onder zijn hoofd naar het plafond te staren en wisselde soms een woord met ons in onze kinderbedden in de achterkamer. Hij keek met zijn rustige grijze ogen alsof hij iets zag, dat geheel in overeenstemming was met zijn innerlijk. Wat hij zag was, naar het mij toescheen, een wereld van harmonie en rust.
Hoe kon een man, die de katholieke geloofsmysteriën niet aanvaardde, zijn kinderen in alle gemoedsrust katholiek laten opvoeden? Nooit hoorden wij een kritisch geluid van hem, zijn uiterlijke instemming met de leer van de kerk was zo groot, dat tijdens zijn leven, geen van zijn kinderen heeft gedacht dat hij niet gelovig was.
Toen hij stierf had geen van ons ook maar het flauwste vermoeden dat hij niet katholiek was. Stemde hij ermee in omdat hij, voor zijn huwelijk, nu eenmaal beloofd had zijn kinderen in het katholieke geloof op te voeden? Hield hij zich aan zijn eenmaal gegeven woord, als een Japanse samoerai? Zag hij dan in het geheel geen alternatief in het anarchisme van zijn