niet wat ik nu wel ben, een gek of een humanist. Weet gij het misschien, Serenissima?
Aan het eind van de maaltijd nam professor Salvatino mij apart.
‘Professore,’ zei hij.
‘Si professore,’ antwoordde ik.
‘Het diner was voortreffelijk, maar heeft u er ook aan gedacht de redders te betalen?’
‘Neen, professore, dat ben ik totaal vergeten,’ zei ik. ‘Wat adviseert u mij hun te geven?’
‘Wel, professore,’ zei hij, ‘zij hebben een dag niet gewerkt, mij dunkt...’
Ik trok de bankbiljetten uit mijn broekzak.
‘En dan werd er gedurende een halve dag een taxichauffeur voor uw redding ingeschakeld, professore.’
Ik telde de bankbiljetten neer.
‘En vergeet u ten slotte Arturo niet, professore. Hij is wel een schurk. Maar u zegt zelf dat hij u het leven heeft gered.’ ‘Volkomen waar, professore,’ antwoordde ik en ik stak Arturo mijn laatste bankbiljetten toe.
Ik bezat nog alleen mijn vliegtuigbiljet naar huis.
Dit vind ik heerlijk in uw landgenoten, Serenissima. Ze zijn barmhartig, maar ze laten het je betalen. Een voortreffelijke eigenschap. Ze redden je. Maar ze redden je arm. Op Hoensbroek vielen er nog altijd steentjes en loofnaalden uit mijn persoon. Verbazingwekkend hoe de natuur zich aan een mens vast kan klampen. En nu is het dan zover dat ik mij weer naar San Felice Circeo haast om alsnog de ruïnes van Circe's tempels te bezoeken.