Want de bedelaar in het Zuiden is maar niet zo zonder meer bedelaar. Wat denkt u wel dat dat is, een bedelaar? Wrakhout? Een ontwricht deeltje gemeenschap? Een individu waarvoor de maatschappij in haar huiselijke kring geen plaats ruimt? De zog van het schip! Het schuim, de heffe, de droesem! Kortom al dat wat als quantité négligeable afvalt van de gemeenschap der belangen!
Zo denkt ú er misschien over, maar hìj allerminst. Hìj, quantité négligeable! Maar neen, Signore! Kent gij wel één wezen dat getrouwer zijn plicht vervult dan een bedelaar, die doet wat hij doen moet? Of durft gij soms te verklaren dat hij ‘niets’ doet?
De perzikboom levert perziken en de pijnboom schaduw. De staatsbeambte, ja, die houdt de zaak op een of andere wijze aan het rollen. De bedelaar levert of geeft weliswaar niets, integendeel, hij néemt wat hij krijgen kan en in feite doet hij niets anders dan nemen. Maar weet u niet welk een edele geste dat is, Signore: nemen. Iemand een pak van het hart nemen, iemand een last van de schouders nemen, van iemand iets nemen dat hij kwijt wil of kwijt moet: dat alles is eerlijk en edel némen. En ieder wil bij tijd en wijle wel eens iets kwijt. Er zijn mensen bij wie het geld in de zakken brandt. Liefst zouden zij het zo het open veld in willen smijten, maar daar staat de bedelaar in wiens hand het met recht en rede en zonder opzien neer kan vallen. Er zijn er wier geld onverschillig in de verborgen uithoek van de broekzak zit. En onverschillig gaat het over in de hand van den bedelaar. Er zijn rijke mensen die voorbijgaan en er zijn arme. Maar een ieder gaat voorbij met zijn verleden, met zijn misstappen en zijn zonden. En wie daaraan denkt laat zijn hand glijden in zijn zak en geeft graag. De bedelaar is daar, om het te nemen. Neen, signore, het gegevene nemen is in vele opzichten even goed als het geven zelf. Is het daarom geen edel vak recht en slecht bedelaar te zijn, zonder krul of staart?
Zo denkt hij er over. En daarom tolereert hij het ook door