Op het schiereiland van Sorrente
Positano, juni 1959
Napels zien en dàn sterven... Sterven waaraan? Geen verstandig mens, hoe romantisch aangelegd ook, die er ook maar aan denkt.
Men sterft in Napels figuurlijk, van het lawaai, van woede of van verrassing. Maar al deze figuurlijke wijzen van sterven maken de mens slechts geagiteerder en als hij Napels, levendiger dan ooit, verlaat, gaat hij rust zoeken in een van 's werelds schoonste paradijzen en als een opgejaagde vogel strijkt hij neer op het naburige schiereiland van Sorrente.
Zeventig jaar geleden was het schiereiland slechts toegankelijk langs onherbergzame bergpaden, maar vandaag de dag loopt er een weg langs de kust. Halverwege hemel en aarde is de weg uitgehouwen, hij slingert zich voort over viaducten die op hoge hooiwagenpoten in diepe ravijnen staan, het is een wonderwerk van een weg, en wie zich langs deze weg voortbeweegt, heeft het gevoel dat de wereld een steilwand is, langs de binnenkant waarvan hij scheert als een kermis-motorcyclist, ontheven aan de menselijke zwaartekracht.
De racewagen van mijn vriend, de schilder Jan Meijer, worstelt zich langs de haarspeldbochten, ik kijk omlaag in de duizeldiepe baai van Napels, mij voelend als een vlieg die omlaag hangt van een plafond.
Ikarus voel ik mij, zoals deze neerstort op het schilderij van Pieter Breughel, hals over kop in de Straat van Messina, nageoogd door een verbaasde boer, die opgehouden heeft met ploegen.
De weg rond het schiereiland van Sorrente geldt als