ingrijpen zijns ondanks tot een wonder geworden was en dat hij zich de zwaarst gestrafte van alle stervelingen zou voelen...
Buiten in de straat scheen de zon, de fotograaf van het stadje verkocht een kleurenfoto van het wonder voor de prijs van drie gulden, de fraaiste kleurenfoto in Italië kost een kwartje, men kocht de kleurenfoto in groten getale, de man moest binnen enkele dagen een vermogend man zijn.
Opgelucht besteeg ik een koetsje en liet mij terugrijden naar het station. Er zat nu een andere koetsier op de bok, maar ik bood dezelfde prijs voor de rit. Om de baten iets te vergroten laadde hij telkens nieuwe volksvrouwen met zware manden vol etenswaren op en zette ze, voor de prijs van een halve stuiver, af bij hun huis.
De hoefijzers van de magere rossinante klepperden op de kasseien. De overrijpe signora's wilden over niets anders praten dan over het wonder. Nog gisteren had een van hen gezien dat het wonder zich herhaalde, - een stem was gaan gillen en toen was iedereen gaan gillen, had ik niet duidelijk een nieuwe golf bloed gezien?
De koetsier op de bok keerde zich telkens om, hij wilde meepraten over het wonder maar hij wilde ook de prijs van de rit verhogen, hij sprak het ene ogenblik over het ‘miracolo’, het andere over ‘denario’. Dat is het vreemde ten zuiden van Napels. Men kan er nog zo heilig geloven in een wonder, men gelooft even heilig in geld.
Dat ik mij niet door hem liet overreden was een wonder op zich.