Tyrrheense zee. Heel de natuur geurt en fleurt en de drie tempels liggen in het landschap als drie antieke baadsters in het groen.
Het hotel is nagenoeg vol, maar hoe vol het ook is, het is er stil, want de bewoners zijn stille aanbidders van natuur en antieken. Een Franse archeoloog met één arm, een Duitse professor met vrouw en kind, een Zwitserse lerares in oude talen, zij allen gaan vroeg naar bed om de zon te zien opgaan boven de tempels van goud.
En dan stopt er de gestroomlijnde wagen met het Romeinse nummerbord, een wagen vol mannelijke en vrouwelijke Romeinen, die de hel van Rome ontvlucht zijn om eindelijk rust te vinden in de oase van Paestum. Het is een bejaarde senator uit Rome met vrouw, volwassen zoon en dochter en enkele volwassen vrienden en vriendinnen van senators dochter en zoon.
Maar de stilte is er zo stil dat de rustzoekende Romeinen beginnen de radio uit de wagen te nemen en deze op scherp te stellen in de eetzaal.
Want eten in stilte of onder het houden van een symposion, dat kent een Romein alleen van horen zeggen. Na de maaltijd wordt de eetzaal ontruimd en herschapen in een dansvloer. Naar de zee, vlak voor de deur, wordt niet eenmaal omgezien.
Het rumoer zet zich voort tot diep in de nacht op de kamers der jongelieden.
Eerst verschijnt de Zwitserse lerares op de gang en bidt om stilte maar het mag niet baten. Dan de Franse archeoloog met één arm en de Duitse vader die om stilte vraagt voor zijn kind. Tenslotte verschijnt de patroon en als ook dat niet helpt klimt de senator zelf uit bed maar hij wordt weggelachen en dit allerminst parlementair.