Als ge ooit naar Rome komt - en dat wordt met de dag gemakkelijker en goedkoper - wees dan niet bang, dat gij het Sint-Pietersplein niet vinden kunt. Romeinen zijn de beleefdheid zelf, zij zullen u alles wijzen als ook gij maar de beleefdheid jegens hun in acht neemt. Met die beleefdheid is het in Rome enigszins anders gesteld dan bij ons. Men spreekt iemand aldaar niet aan met een werkelijke rang en stand, men plaatst hem uit beleefdheid enkele sporten hoger op de maatschappelijke ladder.
Gij ziet bijvoorbeeld een correct man in een correct pak en wilt hem de weg vragen. Welnu, dan treedt ge op hem toe en zegt:
Scusate mi, dottore, neemt u mij niet kwalijk dokter, maar hoe moet ik daar en daar heen? En de aangesprokene zal u in alle uitvoerigheid inlichten hoe ge daar en daar heen moet. Maar is de keurige man iets ouder, draagt hij een witte baard en een gouden lorgnet, zeg dan: Scusate, mi professore, neemt u mij niet kwalijk professor. Hij zal zijn gouden lorgnet afnemen en u daarmee in de Romeinse lucht zeer nauwkeurig de te volgen weg beschrijven.
Misschien is het net de siësta, de tijd tussen twee en vier uur in de namiddag waarop ieder Romein zijn siësta, zijn middagdutje doet - en al wat ge ziet in het lege stadsbeeld is een soldaat op wacht voor een oud paleis.
Zeg dan niet zonder meer: wijs mij de weg alsjeblieft. Hij zal het doen maar niet van harte. Zeg: Scusate, mi capitano, excuseer kapitein, en de soldaat zal van top tot teen beginnen te blozen van vreugde en het lot vervloeken dat hij daar op wacht moet staan, want anders bracht hij u eigenhandig, met het geweer over de schouder, naar de plek die gij zoekt.