moesten nog volgen, maar mijn vrouw was zo verrukt van haar eigen werk dat zij niet langer wachten kon, de ramen opende en onze hospita riep die bezig was haar tuin te verzorgen.
Even later stond de signora in onze eetkamer. Ze viel haast flauw van bewondering. Zoiets moois had ze nog nooit gezien. En dat we de stof zo goedkoop in Rome gekocht hadden, dat kon ze bijna niet geloven.
Ineens was ze verdwenen, maar een ogenblik later keerde ze weer, beladen met een hamer, een beitel en een schroevedraaier. Met alle geweld wilde ze voor ons de krammetjes inslaan in de kozijnen waarvoor nog geen gordijntjes hingen. Ondanks onze protesten beklom ze een stoel en begon de krammetjes te bewerken. Eerst met de hamer en toen dit haar niet gelukte, met de beitel en de schroevedraaier.
Na tien minuten keerde zij, badend in haar zweet, op aarde weer. ‘Maar hoe doet u dat dan, signora?’ vroeg zij vol wanhoop aan mijn vrouw.
‘Zo,’ zei mijn vrouw en zij trok haar schoen uit, beklom de stoel en sloeg met de hak van haar schoen een kram in het kozijn. Vervolgens draaide zij met blote hand de kram muurvast in het hout.
‘Dio mio, wat een sterke handen!’ kreet onze hospita vol eerbiedige bewondering. Nu heeft mijn vrouw inderdaad handen, zo sterk, dat zij er ijzer mee zou kunnen breken.
‘Mamma mia, hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk,’ hijgde onze hospita, nog amechtig van haar eigen vruchteloze inspanning. ‘Dat komt omdat wij in Nederland alleen maar Edammer kaas eten,’ antwoordde ik voor de grap.
‘Is het werkelijk waar?’ riep zij in alle ernst.
Ik hoor haar nu al een uur lang voor ons huis praten te-