Is de Italiaanse vrouw als regel overduidelijk aanwezig, dit jaar is zij het ook nog in particularia. De mode wil dat zij dit jaar de Salomonitische tweelingen van de gazel zeer spits en geprononceerd draagt, ongeveer als de zeemeermin op de Friese stoeltjesklok of het vrouwelijke boegbeeld op het Oudhollandse fregat. Zij geeft daarom haar twee gazellenjongen in de hoede van een zekere Peter Pan, een verre verwant van de grote god der herders, satyrs en nimfen en verkrijgbaar in iedere winkel als vooruitstrevende b.h.
In de koekebakkerswinkeltjes van de Castelli ziet men prachtige staaltjes van koekebakkerswerk en daaronder zeemeerminnen en vrouwspersonen die niet slechts uitdagend met de tweeling van een gazel prijken maar met een drieling. De poppen zijn een late versie van een oude vruchtbaarheidsgodin, die er met de eeuwen steeds jonger en appetijtelijker op geworden is. De poppen zijn dan ook niet van taai-taai, maar van een roomblank deeg. Wanneer de Italiaanse mode het komend jaar een nog uitdagender apparatuur zoekt om de Italiaanse schone alomtegenwoordig te maken, dan stel ik een Peter Pan à trois voor. Het middelstuk van de drievuldige boezem is dan weliswaar niet meer dan een valse stelling, maar als de koekoek moe is van de oksel kan hij zich ongestoord nestelen in deze ijdele tuit. Hij hoeft er zelfs geen jong van een ander uit te gooien, want het is leeg.
Hij kan het echter vullen met zijn gezang: om het uur een korte melodie, zoals het een koekoek uit een goede koekoeksklok betaamt. Bona en Bianca, Orsela en Ortensia, Sabina en Simonetta, Marise en Marietta. Maar laat ik niet doorgaan, anders wordt het toch nog een klinkdicht. En in de bek van een koekoek is dat vreemd, daar hij de eentonigste onder de vogels heet te zijn.