Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] Voorjaar 1945 De winter is voorbij. De schuchtre zuidenwinden Ontdooien zienderoog den killen akkergrond. Reeds danst het eerste lam op witte voeten rond, En daar is al wat groen aan elken tronk te vinden. De laatste hagelbui gaat aan de kim verzwinden En ruimt voorgoed het veld, vroeg in den morgenstond. Nu legt den vinger stil en peinzend aan den mond: Dit is de tijd waarin wij weer onszelf hervinden. Helaas, de rozestruik van veel geluk verdorde En 't hart verloor zijn faam van zaalgen wildebras. Wel roept de merel in 't reeds groenende gewas, Maar nog weergalmt het land van het getier der horde. Wij proeven aan ons lot, dat bitter is geworden, Gelijk een hongrige, wiens brood viel in de asch. - Vorige Volgende