Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] 't Azuur ontwend 't Azuur ontwend, den lachenden bacchant En ook den landwijn welhaast gansch vergeten. Zit ik als een galeislaaf aan de keten Onder den looden hemel van mijn land. En 'k zie met dorren blik den rossen brand, Waardoor de wereld wordt vaneengereten, Onmachtig dit in liedren te vergeten, Nu 't leven zèlf zich tegen 't leven kant. De dagen van mijn weemoed zijn gezwollen Tot groote rozeknoppen van verdriet; Eens bersten zij en openen ten volle, En wat dan komen mag - ìk weet het niet. Doch zou een sterveling het lot doorgronder. Waartoe een god hem waardig heeft bevonden? Vorige Volgende