Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] De warme wijnberg De warme wijnberg, waar 'k mij 's middags vlijde Onder den breeden eik, de antieke goden Prijzende met een van Horatius' oden, Die 'k prevelend en voor mijzelf uitzeide, Die warme plek, helaas, uit warmer tijden Is uit mijn naakt bestaan sinds lang gevloden, Gelijk een gouden droom waarvan men noode In 't kleurloos ochtendlicht vermag te scheiden. Eens keer 'k er weer en zij 't als een oud man, Om er mijn tong en dor hart te bevochten, Horatius, aan uw gevulde kan. De grauwe lokken weelderig doorvlochten Met roze', een schim, zit gij mij tegenover, Plukkend den dag, onder het eikenloover. Vorige Volgende