Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] En laat het zijn En laat het zijn als in dien winternacht, Terwijl de stormwind aan de ramen loeide, En ik in hellen waanzin met u stoeide: De haard verlichtte ros uw lichaamspracht. 't Was of een god ons aan elkander boeide Met bovenmenschelijke overmacht, Terwijl zijn adem tot een vuurzee bracht Wat jaren lang onder de sintels gloeide. Hij had, verdwaald van den Olymp en dronken, De kruiken onzer lijven vol geschonken Met zwarten wijn en diepste zaligheid, En door zijn gouden overrompelingen Vervreemdde hij ons van de stervelingen En doodde in ons het weten van den tijd. Vorige Volgende