Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Friesch Arcadië Drie nimfen naakt en blond, diep in het land gezeten Bij een zilveren sloot, maken het landschap wijd Door van hun blank lichaam de onverlorenheid, In een ruimte zoo gul en zoo breed uitgemeten. Drie nimfen? Neen, drie boerendochters bij mijn weten, Die na een waterbad, in de oneindigheid Van gouden licht en lucht, op hun warm hemd gespreid, Languit daar liggende heel de wereld vergeten. En daar rijdt Paris op een witten schimmel voort, Onbewust van het pleit dat hij dient te beslissen, Wie van de drie het schoonst uitblinkt tusschen de lisschen, En slechts door klei en stand van het groen gras bekoord; En waar de kievit roept op een steeds scheller toon, Daar knikkebolt van slaap de Friesche boerenzoon. Vorige Volgende