Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] [Oranjewoud] II Warm was de dag en als een perzik blond, Maar nu Phoebus met zijn twee snelle paarden Het zonnewiel wegdreef over de aarde, Stijgt het donker uit den purperen grond. En waar zooeven nog de bokspoot stond Te dansen in het holst der rozengaarde En zijn lippen zich uitgelaten paarden Met een veel blanker vleesch en zoeter mond, Gaan nu, door het gras en de madelieven, Sluipende, elk stil zijns weegs, de gelieven, Zwijgzamer dan ooit van elkaar vandaan, En over hunnen halfverganen luister, Terwijl de rozen snikken in het duister, Stijgt de kleine, naakte, zilveren maan. Vorige Volgende