Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] Doode stad De zomer ijlt voorbij in blinde vlagen Van zon, regen en tumulten van licht; Hulpeloos staat het stadje opgericht, Maar bereid om zijn verleden te schragen: Het overschot dier glorievolle dagen, Vereeuwigd in waag, in kerk en gesticht, Waarop in gouden letters een gedicht Onverstaanbaar van roem poogt te gewagen. De heerenhuizen teren op de eeuw Van bacchanalen met de herderinnen, En voor het raadhuis, in een star bezinnen, Zit, waakzaam als vanouds, de steenen leeuw. En schiet een zwaluw scheldend langs de tinnen. Straks reist zij af. Maar wat moet ik beginnen? Vorige Volgende