Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] [Drie liederen op de maan] III Hoog tegen den hemelkoepel keeren De glanzen van de maan zich om, En ijl daalt de muziek der sferen Als een knapenlied, diep uit den Dom. En bijna redeloos ruïneeren De bleeke manestralen elkaar: Dobbelaars, meisjes die boeleeren, Eén witte, wankele, speelzieke schaar. Vorige Volgende