Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] [Drie liederen op de maan] II De maan deinst boven den tuin met rozen; Haar licht is als een doorzichtig naakt. Het vee en de slapende vogels loozen Een zucht, als in den droom geslaakt. En op het veld, bij tusschenpoozen, Baadt in het kristallijnen wak Van de doorschijnend geworden rozen, De maan zich onder haar eigen dak. Vorige Volgende