Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Onder de sterren De hemel is met sterren geplaveid; Ik houd soms van de sterren en soms niet. Het zijn de zilvren grenzen vóór het Niet; Daarachter ligt de leege eeuwigheid. Binnen hun net verebt de golf van Tijd; Als gij het hoort, hoort gij der sferen lied. Luister! Of hoort ge 't murmelend verdriet Dat uit uw eigen hart ten hemel schreit? Vanmiddag in den hellen zonnegloor Zag ik mijn kindren rond hun schaduw dansen; Iets in mij juichte: ik ga nooit teloor; En 'k had hun hoofd met sterren willen kransen. Maar nu ik klein onder de sterren sta, Voel ik hoe ik gelijk een halm verga. Vorige Volgende