Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Semper idem Nachten dat ik bij haar was: Helle vuren, sintels, asch - Alle vleesch vergaat als gras. Mond en lichaam deden zeer Van het eeuwige verweer: Altijd, altijd, altijd meer. Minnaar, dichter, dronkaard, dief, Als zij maar de bedsprei hief, Ach, hoe werd haar lijf mij lief. In het donker van haar schoot Stierf ik duizendmaal den dood, Stond ik op en werd weer groot. Nachten dat ik bij haar was: Helle vuren, sintels, asch - Alle vleesch vergaat als gras. Vorige Volgende