Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] Sonnet De dag en dageraad die wij omgingen Met de steeds eeuwger, eendre levensdaad, Werden door overstortingen van zaad Verduisterd tot vermoeide schemeringen. Toen steeg het water der verwikkelingen En met dit water het gevreesd verraad; Gij schudde met uw hoofdje desolaat De oorbellen die aan uw ooren hingen. Waar dreeft gij heen met uw verborgen dingen: Zwangerschap, zangerige doorgangsstaat, Vleeschelijk lied, dat leed werd - lievelinge? Het meer is grijs en dun als lijklijnwaad. Ik hoor uw beendren in het rietveld zingen, Waar, eenzaam als de dood, een reiger staat. Vorige Volgende