Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Bekentenis Welaan dan, lief, andere wezens Belagen mij en ik heb weliswaar Van hun bestaan geen tastbare gegevens, Maar daarmee is hun wil niet minder waar. Het zijn de Muzen, lief, althans haar teekens. Ik zie hen als ik in uw oogen staar: Daar staat het licht gesplitst in dubbellevens. En als ik zedig uwe hand omvat, Voel ik den vingergreep der Muze zwellen; O, het is triestig, allerliefste, dat Ik u dit diepste nimmer kan vertellen, Maar het is beter; het zou u ontstellen Als ik u zei, dat ik nooit u alleen, Een nachtlang eenzaam en alleen bezat, Maar steeds de bij zit, die gijzelve scheen, De Muze, mee in u heb liefgehad. Vorige Volgende