Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] De vrome wensch De liefste zit weer te droomen, Afwezig achter haar huid; Daar kan ik toch niet in komen Of ik moet mijn eigen huid uit; Als dàt kon dan was ik den koning te rijk, Dan nam ik vannacht nog naar haar huid de wijk, Ik voel me in de mijne volkomen vervuild, Ze is zoo beregend en is zoo behuild; Als dàt kon dan had ik al tien jaar eerder Mij met den eersten den besten passeerder Op de Damstraat omgeruild. Vorige Volgende