Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Zacht ruischen doen de boomen Zacht ruischen doen de boomen, Zacht ruischen doet het graan; Ach, dat met al mijn droomen Ik hier alleen moet gaan. Want het ruischt al eenparig Wat ruischen kan en leeft; Eén harplied dat veelsnarig Door heel den boomgaard beeft. Dit is het groote stroomen Van liefdes samengaan; Ach, dat met al mijn droomen Ik hier alleen moet staan. Vorige Volgende