Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Bespiegeling bij een zeventiende-eeuwschen gevel Bij de Oude Kerk staat in verheven lijnen Een gevel die zichzelven gadeslaat In 't water; rond zijn wit en schoon gelaat Luiken geen krullen op maar twee dolfijnen. Hij is nog uit den tijd van den piraat. De zeeën waren Hollands gelddomeinen; De walvisch bracht men thuis met de baleinen; De stad spoog goud en barstte van de baet. Toch werkte Vondel op de Bank van Leening. Seghers spoog bloed eer hij zieltogend heenging En werd door wat artiesten afgehaald. Nu sta ìk op de gracht en overweeg er: Land van de visch, de visch wordt duur betaald, Maar voor de Kunst is de balans nog leeger! Vorige Volgende