Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Panta rei In verzen brengt men ademloos tot stand Wat in de wereld stroomt en vaag vervliet: Men dwingt het in de bedding van een lied En plant den Chaos in een klaar verband. Want alles stroomt en buigt gelijk een riet Achter het rietbosch aan den oeverrand: - De stage wind waait over stad en land - Het neigt, men ziet het en men ziet het niet. Maar wat ontnomen aan den wereldstroom In verzen rust vindt valt een wijle stil, Gelijk een kind in een zeer witten droom: Het ademhaalt nog maar het heeft geen wil; Het houdt de dage-daden vast in toom Als witte duiven in een glazen til. Vorige Volgende