Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De dichter De sterren rijzen talloos aan het raam En tintelen als kleine kinderoogen, Reeds heeft de Muze met haar hand bewogen En geeft hij aan de dingen nieuwen naam. Want jaar na jaar vult zich de galerij Met gave beelden en met metaphoren; Soms gaat een langgekoesterd beeld verloren, Maar nieuwe goden treden in de rij. Het dichterhoofd vindt met den tijd zijn zwaarte En hult zich in een nimbus en een krans: Der rozen troebelheid wordt lichte klaarte. De Muzen vragen hem niet meer ten dans. Het satervolk verliest zijn lange staarten. Hij weegt de woorden op de goudbalans. Vorige Volgende