Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] De wraak Ik zag de aarde en ik zag de vrouw; Zij die ik zag, zij werd de Muze zelve; Ik bouwde haar paleizen en gewelven En zwoer haar vers na vers de dure trouw. Toen zag ik hoe zij slechts het leven neemt; Hoe zij den dichter uitput met haar lonken; Zij dooft met marmren voet de laatste vonken En schaterlacht: het leven werd hem vreemd. Mij bleef alleen de bitterheid der wrake; Ik schiep een Mausoleum van wit staal En groef een graf en plantte rozestaken, Waartusschen ik in doodsangst ademhaal. Zij sterft: mij rest alleen de lange wake, Maar reeds haar boezemrozen worden vaal. Vorige Volgende