Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Nimf en sater Zij had gebaad en lag onaangerand Te drogen tusschen bloemen en aromen, Ik heb haar als een lelie beetgenomen, Nu houd ik Hymens sluier in de hand. Zij kruipt weer naar de zon en warmt haar huid En ik klim in de wankelste der boomen, Daar voel ik feilloos hoe de winden stroomen En speel er eenzaam op de dubbelfluit. Soms draait haar blonde hoofd zich naar mijn spel, Geërgerd bijna en met grijze oogen, Alsof ik met mijn fluit haar droomen kwel. Maar ik bewaak haar en wil niet gedoogen Dat andre saters met hun plompe vel Haar zachten drempel overschrijden mogen. Vorige Volgende